30 SEPTEMBER 1931.
781
R. K. Raadsfracte, dat zij zich ook alle plaatsen in de
commissies toeeigent en bezet. In de tweede plaats wensch
ik er op te wijzen, dat, indien de R.K. Raadsfractie er prijs
op gesteld had, dat eenige onzer een plaats in die commissies
innamen, toch zeker van te voren overleg had dienen plaats
te hebben over de te bezetten plaatsen in die commissies,
het aantal der door ons te bezetten plaatsen en over de
personen, die daarvoor aangewezen hadden behooren te
worden. Waar ook dit laatste niet is geschied, maar de
Heeren van de overzijde gemeend hebben, dat wij wel
tevreden zouden zijn met enkele kluiven, die zij ons van
hun welvoorzienen disch toewierpen, wenschen wij ook om
die reden geen benoeming in de commissies te aanvaarden.
De heer VAN DE VEN zegt, dat hij met hetzelfde recht
als de heer G r u ij s de R. K. fractie heeft verweten geen
overleg met de S. D. fractie te hebben gepleegd, op zijn
beurt de S. D. fractie kan verwijten niet in overleg met
Spr.'s fractie te zijn getreden. Spr.'s fractie van haar kant
heeft geen behoefte aan dat overleg, maar als de S. D. fractie
dit gewenscht achtte, had zij daarvoor de noodige stappen
kunnen doen.
De heer GRUIJS merkt op, dat de R. K. fractie uit vroeger
opgedane ervaringen heel goed weet, dat de S. D. Raads
fractie steeds geneigd is tot het plegen van overleg, maar
dat eerstgenoemde fractie dit telkens hooghartig van de
hand heeft gewezen.
Elet opgemeld schrijven van den heer Gruijs
wordt daarop voor kennisgeving aangenomen.
5. Bericht van het raadslid J. M. M e ij v i s, dat hij zijn
benoeming tot lid van de Reinigingscommissie niet aanneemt.