798 30 SEPTEMBER 1931. plaats gehad, wèl in 1924. Voor den heer Van Koolwijk geldt dus de schatting van 1922, want de geschatte huur waarde blijft gelden tot herschatting plaats heeftop zijn wedde mag derhalve slechts f 175,— voor het genot van vrije woning worden gekort. Nu mag het inderdaad juist zijn, dat dit bedrag voor de woning in haar tegenwoordige gedaante te weinig is, maar dan had men vóór de verbou wing moeten bepalen, dat den heer Van Koolwijk een hoogere huurwaarde in rekening zou worden gebracht. Nu Burgemeester en Wethouders dit thans doen, lijkt het veel op een rancune-maatregel tegen de hem door den Raad toegekende wedde-verhooging. Maar zooals gezegd, de Raad kan er niets meer aan doen; de heer Van Koolwijk zal zich tot het ambtenaren-gerecht hebben te wenden. De heer VAN DER VEN zegt het volgende Wanneer ik deze kwestie nog eens naga, Mijnheer de Voorzitter, bevreemdt het mij, dat er in deze zaak nu ineens een oplossing is gevonden voor wat betreft de verhooging van den huuraftrek voor deze ambtswoning. Reeds meermalen is er in verschillende raadsvergaderingen op gewezen, dat de lage huuraftrek voor deze woning een sta-in-den-weg was om den directeur der Beplantingen in een hoogere salarisgroep te plaatsen steeds was het antwoord van U, Mijnheer de Voorzitter, dat dan de desbetreffende verordening op dit punt zou moeten worden herzien, wat zeer bezwaarlijk was. Er is zelfs door U gezegd indien ik mij goed herinner, toen ik in de vergadering van 29 Juli j.l. het voorstel deed om, wanneer het voorstel van den heer Z ij 1 m a n s zou worden aangenomen, den huuraftrek voor deze woning te herzien dat dit zou zijn met de ééne hand nemen en met de andere weer terughalen en voorts, dat wijziging van de desbetreffende verordening consequenties zou meebrengen voor andere ambtenaren.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 798