30 SEPTEMBER 1931. 799 Tot dusver was de uitslag van de stemming over deze kwestie steeds in het voordeel uitgeloopen van het College, dat tegen wedde-verhooging was waaraan voormelde uitlatingen van den Voorzitter wel niet vreemd zullen zijn geweest totdat in de vergadering van 29 Juli j.l. het afwijzend prae-advies op het voorstel van den heer Zijlmans werd verworpen. Toen het College aan den Directeur der Beplantingen de mededeeling deed, dat de Raad had besloten zijn wedde te verhoogen, kreeg hij ook meteen de bood schap, dat de huuraftrek van zijn woning was bepaald op f 500. Voorheen heette verhooging van dien huuraftrek zeer bezwaarlijk te verwezenlijken of was in het geheel niet mogelijk; nu kon het ineens wèl. Ik wil aannemen, dat na de indiensttreding van den Directeur der Beplantingen deze woning heel wat verbeterd is en dat de heer Van Koolwijk, toen hij op 1 Augustus 1922 in dienst trad, zelf heeft aangeboden om 6 a 7% in de kosten van de verbouwing bij te dragen, waarop echter niet is ingegaan, maar ik zou toch willen vragen: Is deze verhooging van den huuraftrek niet in strijd met artikel 4 van de algemeene bepalingen, behoorende bij de salaris regeling voor de gemeente-ambtenaren? Als ik goed ben ingelicht, Mijnheer de Voorzitter, is een gedeelte van deze woning in gebruik als kantoor, dus ten dienste der Gemeente. Ik zou het College in overweging willen geven om deze zaak nog eens nader te onderzoeken of den heer Van Koolwijk een zekere vergoeding te geven voor het gemis van een gedeelte van zijn woning, hetwelk in gebruik is als kantoor, ten minste, indien zulks inderdaad zoo is. De heer HAALMAN sluit zich aan bij de laatste woorden van den heer B r a n t j e sook hij kan niet ontkomen aan den indruk, dat het besluit van Burgemeester en Wethouders een rancune-maatregel is om de beslissing van den Raad op het voorstel-Z ij 1 m a n s te niet te doen. Deze maatregel is

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 799