800 30 SEPTEMBER 1931. evenwel niet alleen een slag in het aangezicht van hen, die voor dat voorstel gestemd hebben, maar ook in dat van den Raad, wiens prestige daardoor in hooge mate is aange tast. Burgemeester en Wethouders hebben de besluiten van den Raad uit te voeren overeenkomstig diens bedoeling en niet anders. Deze zaak heeft een geschiedenis, zegt Spr. In vroegere debatten over verhooging van het salaris van den directeur der Beplantingen is het bedrag van den huuraftrek herhaal delijk in het geding gebracht. Zoo heeft de Voorzitter in de vergadering van 5 Februari 1930 op een opmerking van den heer Van de Ven, dat, in geval van verhooging van de wedde van den functionaris in kwestie, billijkheidshalve de huuraftrek zou moeten worden herzien, geantwoord, dat men moeilijk aan eenmaal verkregen rechten kan gaan tornen. En als de heer C e r u 11 i dan zegt, dat hij wel voor behoud van eenmaal verkregen rechten is, maar dat zij, als zij een beletsel vormen voor salarisverbetering, beter kunnen worden herzien, antwoordt de Voorzitter, dat men de verordening op dit punt niet ineens kan gaan veranderen, daar art. 4 der algemeene bepalingen, behoorende bij de salarisregeling voor de ambtenaren, bepaalt, dat het salaris van ambtenaren, die in het genot van vrije woning worden gesteld en inge deeld zijn of worden in de negende of in een hoogere groep, verminderd wordt met een bedrag, gelijk aan de geschatte huurwaarde der woning voor de personeele belas ting over het dienstjaar, rvaartn bet genot aanvangt. Later, wanneer Spr. heeft gezegd, dat hij het belachelijk zou vinden, indien men alleen voor dezen ambtenaar een uit zondering moest gaan maken op den regel, welke geldt voor het bepalen van de huurwaarde der ambtswoningen, verklaart de Voorzitter, het in deze volkomen met den heer Haaiman eens te zijn. En nog de laatste maal, dat deze zaak hier te berde werd gebracht, namelijk in de vergadering van 29 Juli j.l., zei de Voorzitter met betrekking tot het denkbeeld van den heer Van der Ven om den huuraftrek te herzien, dat

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 800