30 SEPTEMBER 1931. 801 dit bezwaarlijk uitvoerbaar was, daar wijziging van de des betreffende verordening op dat punt kwalijk consequenties kon geven voor andere ambtenaren. Uit dit alles blijkt vol gens Spr. afdoende, dat toendertijd bij het College de mee ning gevestigd was, dat alléén door wijziging van de ver ordening den huuraftrek van den directeur der Beplantingen kon worden gewijzigd. Doch zie, direct nadat de beslissing van den Raad is gevallen, komen Burgemeester en Wethou ders tot de ontdekking, dat het zonder wijziging van de verordening wél kan. Ja, zij komen zelfs tot de conclusie, dat het bedrag der korting tot dusver onjuist is geweest en het is slechts uit coulantie, dat zij den verhoogden huur aftrek laten ingaan met 1 Augustus 1931, dit is nota bene twee dagen, nadat het bewuste raadsbesluit is genomen! „Weliswaar ving in 1923 het genot aan, doch daar over „dat jaar geen schatting voor de personeele belasting heeft „plaats gehad, moest de eerste schatting na de verbouwing „worden aangenomen," zeggen Burgemeester en Wethouders in hun prae-advies. Wat is nu juist? Het vroeger door Burgemeester en Wethouders ingenomen standpunt dat herziening van den huuraftrek zonder wijziging van de ver ordening niet mogelijk was of de thans gegeven uitleg Is die uitleg inderdaad juist, dan zijn Burgemeester en Wet houders schromelijk in verzuim, want dan hebben zij den Directeur der Beplantingen vanaf 1924 f 325,per jaar te weinig laten betalen en behoort zulks aangezuiverd te wor den coulantie kennen Spr. en zijn partijgenooten op dit punt niet. Hij wenscht daarom een afdoend antwoord op zijn zooeven gestelde vraag, aangezien hij hiervan zijn ten deze aan te nemen houding zal laten afhangen. De heer BROOS zegt het volgende: Mijnheer de Voorzitter.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 801