30 SEPTEMBER 1931.
805
gepast. Spr. heeft daarop reeds geantwoord, maar merkt op,
dat dit wel overbodig was, omdat Burgemeester en Wethouders
die verklaring reeds in hun prae-advies hebben gegeven.
De heer Van der Ven heeft zooeven het denkbeeld
geopperd om den heer Van Koolwijk een zekere
vergoeding te geven voor het gemis van een gedeelte van
zijn woning, hetwelk als kantoor in gebruik is. Spr. moet
hiertegen aanvoeren, dat de directeur der Beplantingen
geen opdracht heeft om een gedeelte van zijn huis voor de
gemeente als kantoor te reserveeren.
Een vertrek, dat bij voorkomen voor kantoorwerk
zaamheden wordt gebruikt, kan buitendien even goed voor
huiselijk gebruik worden benut.
Bovendien zijn aan de betrekking nog wel enkele voor-
deelen verbonden, zoodat het een wel ongeveer tegen het
ander zal opwegen.
De heer Br an tj es komt nu met de onverwachte mede-
deeling, dat de directeur der Beplantingen reeds vóór de
verbouwing de ambtswoning zou hebben bewoond, in
afwijking met hetgeen is medegedeeld in het prae-advies.
Spr. zegt, dat de medeelingen in het prae-advies berusten
op ambtelijke rapporten en dat hij vooralsnog geen enkele
reden heeft aan de juistheid ervan te twijfelen.
In de vergadering van 29 Juli 1931 is ook door een der
leden mededeeling gedaan van de aantallen losse werklieden,
die op de heide gewerkt zouden hebben. Blijkens een op
gave, die Spr. nadien van den directeur der Arbeidsbeurs
ontving, zijn deze getallen echter ongeveer de helft te hoog.
Spr. kan dan ook niet anders dan sceptisch staan tegen
over dergelijke beweringen en wordt bovendien versterkt in
zijn meening, doordat de belanghebbende zelf zich te dezer
zake niet tot Burgemeester en Wethouders of tot een
Wethouder heeft gewend, wat toch in zoo'n geval wel in
de eerste plaats zou kunnen worden verwacht.
Er is ook gesproken over een onjuiste interpretatie van de
verordening onzerzijds. Spr. merkt op, dat zoo'n verordening