808
30 SEPTEMBER 1931.
innemen dan de directeur van den Reinigingsdienstzulks
is bij herhaling ook de meening gebleken van leden van den
Raad. Van rancune kan dus geen sprake zijn.
De heer Haaiman heeft met verheffing van stem
gezegd, dat het raadsbesluit in kwestie door Burgemeester
en Wethouders niet goed was uitgevoerd. Dit is wèl
geschiedde heer Van Koolwijk heeft inderdaad zijn
wedde-verhooging gekregen en tegelijk is geregeld de
thans hoognoodig geworden herziening van den huuraftrek.
Vervolgens heeft de heer Haaiman vroeger gedane
uitlatingen van Spr. aangehaald om te bewijzen, dat hij toen
anders over de zaak dacht. Spr. begrijpt evenwel niet, dat
iemand als de heer Haaiman, die al meermalen zelfs van
partij veranderd is, het een ander zoo kwalijk neemt, dat
hij van meening is veranderd. Ongetwijfeld heeft Spr. in de
vergadering van 29 Juli j.l. gezegd, dat de verordening, zoo
oppervlakkig gezien, niet toeliet wijziging te brengen in het
bedrag van den huuraftrek. Bij nader inzien is dit echter
wèl mogelijk gebleken. En nu kan de heer Haaiman wel
met veel aplomb beweren, dat de verordening dan altijd
onjuist is toegepast, doch dat erkennen Burgemeester en
Wethouders zelf in hun prae-advies. De Raad mocht
Burgemeester en Wethouders veeleer dankbaar zijn, dat zij
hebben aangegrepen, hetgeen in den Raad naar voren is
gekomen, en dit nog wel op een moment, hetwelk voor
den heer Van Koolwijk bijzonder gunstig was. Hierdoor
is voorkomen, dat wat nimmer in de bedoeling van den
Raad kan hebben gelegen de wedde van den directeur
der Beplantingen zou uitgaan boven die van den directeur
van de Gemeente-Reiniging.
De heer VAN DER VEN zegt, de laatste te zullen zijn,
die beweert, dat een huur van f 500,— voor de woning in
het Valkenberg te hoog is, maar het verwondert hem alleen,
dat niet eerder een herziening van den huuraftrek heeft
plaats gehad en dat zulks gebeurt juist nu de Raad tegen