812 30 SEPTEMBER 1931. De heer KROONE acht het gewenscht, dat de Raad zich uitspreekt over de vraag, of de verordening al of niet juist is toegepast. De VOORZITTER begrijpt niet, dat wordt betwist, dat dit tot de competentie van Burgemeester en Wethouders behoort. De heer EIAALMAN betwist niet, dat de zaak tot de competentie van Burgemeester en Wethouders behoort. Hij geeft hun, die de wijze, waarop Burgemeester en Wethou ders de verordening hebben toegepast, afkeuren, in over weging een motie van die strekking in te dienen. De heer VAN DE VEN weet niet, of de Raad niet verplicht is, de toepassing, welke door Burgemeester en Wethouders aan de verordening is gegeven, te accepteeren. De VOORZITTER merkt op, dat verwerping van het voorstel van Burgemeester en Wethouders gelijk staat met het aannemen van een motie van wantrouwen in hun beleid ten deze. Wethouder VAN BUITENEN is het daarmede niet eens. De heer HAALMAN verklaart, dat de leden van zijn fractie voor het voorstel van Burgemeester en Wethouders zullen stemmen, omdat de zaak, waarom het hier gaat, tot de competentie van Burgemeester en Wethouders behoort. Wordt een motie van wantrouwen ingediend, dan zullen zij ook daarvoor stemmen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 812