30 SEPTEMBER 1931. 825 ambtelijk rapport en verder aan de aandacht ontsnapt, vindt Spr. ook niet gelukkig gekozenhij is het er dan ook niet mede eens, dat dit een argument mag zijn om het voorstel af te wijzen. Het denkbeeld van den heer Haaiman om de controle op het gebruik van de vrijbiljetten aan de besturen der vakvereenigingen over te laten, evengoed als aan hen de steunuitkeering voor hun uitgetrokken leden wordt toever trouwd, gaat volgens Spr. niet heelemaal op. Spr. is het met den heer Mabelis eens, dat er van bioscoopbezoek niet veel heil te verwachten is. Wil men echter op dit gebied iets voor de werkloozen doen, dan behoort dit uit overwe gingen van algemeen belang te geschieden in de uren, waarop zij anders plegen te werken. De heer Haaiman heeft voorts beweerd, dat overal elders van gemeentewege aan de bioscoop-ondernemers vrijbiljetten ten behoeve van de werkloozen worden ver schaft. Spr. kan zich echter niet voorstellen, dat er gemeente besturen zijn, die bedoelde biljetten zoo maar zonder meer verstrekken. Mochten de bioscoop-directies bereid gevonden worden om speciale gratis middagvoorstellingen te geven voor werkloozen, dan kan Spr. zich daarmede vereenigen, doch het voorstel van den heer Haaiman acht hij niet voor inwilliging vatbaar. Ten slotte wil Spr. deze gelegenheid te baat nemen om op te komen tegen de gedachte, die hoewel niet in den Raad geuit, toch bij velen ingang vindt, namelijk dat de werkloozen lieden zijn, die te lui zijn om te werken en desondanks nog met allerlei pretjes worden nageloopen. De heer HAALMAN sluit zich aan bij de laatste woorden van den heer Van Buitenen. Vervolgens zegt Spr., dat, indien het geven van gratis bioscoopvoorstellingen voor werkloozen mogelijk is, hij en zijn fractiegenooten ook daaraan de voorkeur geven, maar zoolang dit denkbeeld niet ver wezenlijkt is, moet men roeien met de riemen, die men

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 825