84 23 FEBRUARI 1931. f rapport der afdeelingen en de memorie van antwoord van Burgemeester en Wethouders. De VOORZITTER merkt op, dat de behandeling der begrooting ditmaal al zeer laat plaats heeft. Gedeputeerde Staten hebben dan ook reeds vóór eenigen tijd een rappel gezonden. Burgemeester en Wethouders wilden daarom gaarne vóór 1 Maart a.s. met de behandeling gereed zijn. Wat den korten termijn van voorbereiding betreft, zegt Spr. dat deze geen bezwaar kan zijnde begrootingen zelf zijn al bestudeerd, getuige de rapporten, welke daarover in de afdeelingen zijn uitgebracht. Het gaat dus nu alleen nog maar om het kennisnemen van die rapporten en de ant woorden van Burgemeester en Wethouders daaropeen termijn van een dag of negen lijkt Spr. hiervoor toch wel voldoende. Van de zijde van Burgemeester en Wethouders is er geen aanleiding om op het voorstel van den heer Gruijs in te gaan; van geen andere zijde heeft hen een dergelijk verzoek bereikt. In dit verband wijst Spr. er nog op, dat de heer Van Werkhooven, een partijgenoot van den heer G r u ij s, in zijn schrijven, waarin hij bericht deze vergadering niet te kunnen bijwonen, de hoop uit spreekt, in de vergadering van a.s. Woensdag 25 Februari aanwezig te kunnen zijnde heer Van Werkhooven is dus blijkbaar wél gereed. De heer GRUIJS merkt op, dat men zich naast de begrooting had voor te bereiden op de vergadering van heden, waarvoor een omvangrijke agenda was rondgezonden; de heer Van Werkhooven heeft daaraan geen tijd behoeven te besteden. Kunnen Burgemeester en Wethou ders Spr.'s voorstel niet overnemen, dan verzoekt hij den Voorzitter dit in stemming te brengen. Het betreft hier niet het voeren van obstructiede reden van zijn verzoek is, dat Spr.'s fractie nog niet gereed is met de voorbereiding van de begrootingsvergadering.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 84