866 4 NOVEMBER 1931. „deze ook in die jaren bewoond. Het is ons gebleken, dat „Boelens, gehecht zijnde door den langdurigen eigendom „aan de bewoning, deze laatste niet graag beëindigt. Het is „juist met het oog op deze gevallen, dat bij de jongste „herziening van de Woningwet, tot stand gekomen 3 Juli „1931, S. 266, de volgende bepaling is opgenomen (art. 25, „3e lid): "indien hij, die op het tijdstip van onbewoonbaar- „verklaring als hoofd van het gezin of afzonderlijk levend „persoon de woning bewoont, daarvan eigenaar is en „gedurende de twee, aan de onbewoonbaarverklaring on- middellijk voorafgaande jaren onafgebroken eigenaar was, „kan in het besluit tot onbewoonbaarverklaring worden „bepaald, dat, behoudens nadere beslissing, ontruiming niet „behoeft plaats te vinden zoolang de bewoning door dien selfden persoon als eigenaar voortduurt." „In het onderhavige geval meenen wij van deze bepaling „gebruik te moeten maken. „Wij stellen derhalve voor, het raadsbesluit van 23 Juni „1931 tot onbewoonbaarverklaring van de woning Leuve- „naarstraat nr. 21, te wijzigen in dier voege, dat in plaats „van den ontruimingstermijn van zes maanden de bepaling „wordt gesteld, dat, behoudens nadere beslissing, ontruiming „niet behoeft plaats te hebben, zoolang de bewoning door „J. C. Boelens, als eigenaar, voortduurt. Niemand der leden hiertegen eenige bedenking hebbende, wordt dienovereenkomstig besloten. 28. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot ont trekking aan den openbaren dienst van een strook grond aan het Stationsplein en tot verhuring van dien grond aan de N. V. Algemeene Bewaarplaatsen- en Reclame-Maat schappij te Amsterdam, luidende als volgt „Door de N.V. Algemeene Bewaarplaatsen- en Reclame-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 866