868
4 NOVEMBER 1931.
2. bij beëindiging der huur of bij hierna te noemen
tusschentijdsche ontruiming zullen alle werken, die
tot ontruiming van den onderwerpelijken grond en
tot volledige herstelling van den gewijzigden toestand
ter plaatse noodig zijn, vanwege en ten genoege
van Burgemeester en Wethouders en voor rekening
van de huurster worden uitgevoerd
3. de gemeente behoudt zich het recht voor, de huur
te allen tijde te doen eindigen, ingeval het terrein
voor vergrooting of uitbreiding van het stationsge
bouw zou noodig blijken te zijn
4. de huursom moet in 2 termijnen ten kantore van
den gemeenteontvanger worden betaald en wel vóór
1 Januari en vóór 1 Juli van elk jaar, telkens voor
de helft."
De heer COHEN vraagt, wat Burgemeester en Wethouders
er toe geleid heeft om voor te stellen voortaan slechts
f l,— per Ma. huur in rekening te brengen, terwijl de
Maatschappij tot dusver een vergoeding van f 2,40 per M2.
betaalde. Heeft zij vermindering gevraagd Zoo niet, dan
ziet Spr. geen reden om zoo royaal te zijnBurgemeester
en Wethouders hebben altijd het standpunt ingenomen, dat,
als men een zeker bedrag, al is het ook wat hoog, voor iets
wil geven, men het dan ook in rekening moet brengen.
De heer KROONE is het in deze eens met den heer
Cohen. Spr. ziet geen enkele reden voor verlaging van
het bedrag der vergoeding. Hij zou den bestaanden toestand
willen handhaven.
Wethouder VAN MIERLO deelt mede, dat de Maatschap
pij indertijd verzocht heeft het bewuste stuk grond te mogen