884
4 NOVEMBER 1931.
„Vermoedelijk als gevolg daarvan, zijn d.d. 21 October
„door de heeren Me ij vis en Van Houten, weer diverse
„voorstellen schriftelijk ingediend. De heer M e ij v i s verzocht
„ons daarover spoedig prae-advies uit te brengen, waaraan
„wij bij dezen voldoen.
„Bij de ter lezing gelegde stukken ligt een circulaire van
„Z. E. den Minister van Staat, Minister van Binnenlandsche
„Zaken en Landbouw aan de gemeenten. Daarin is ter
„bekoming van de Rijkssubsidie in de kosten van steun
maatregelen o.m. de voorwaarde gesteld, dat alle door de
„gemeente te nemen maatregelen aan den Minister ter
„goedkeuring moeten worden voorgelegd. Als gevolg hiervan
„informeerden wij op het Departement van genoemden
„Minister welke maatstaf bij de beoordeeling der steunuit-
keeringen dient te worden aangelegd.
„Ten aanzien van den kuurtoeslag bleek ons opnieuw,
„dat deze gerekend wordt te behooren tot het steunbedrag,
„dat de 65 respectievelijk 70 van het loon, dat in het
„beroep van den werklooze verdiend zou kunnen worden,
„niet mag te boven gaan.
„Dit bevestigt het standpunt, neergelegd in ons prae-advies
„van 9 September 1931, No. 1/1621, onder le, waarnaar wij
„meenen nader te kunnen verwijzen.
„Wat betreft een uitkeering ineens voor schoeisel en kleeding
„ook hierover werd door ons bij hetzelfde schrijven reeds
„aan Uwen Raad geprae-adviseerd. Onze daarin neergelegde
„meening is niet gewijzigd. Een regeling als door voorstellers
„voorgesteld, zou ook de voorbedoelde hoogere goedkeuring
„niet verwerven.
„Wij vernamen, dat door den Minister voornoemd een
„voorziening ten aanzien van extra-ondersteuning voor lang
durig werkloozen wordt voorbereid. Zoodra deze tot stand
„is gekomen, zullen wij nagaan of het gewenscht is daarvan
„voor deze gemeente gebruik te maken en c.q. U daartoe
„de noodige voorstellen doen.
„Het is Uwen Raad bekend, dat ten aanzien der
