890 4 NOVEMBER 1931. munistisch dreigement, zegt Spr., maar men moet er zich wel van bewust worden, dat er op dit gebied wat gedaan moet worden, want zoo kan men den winter niet tege moet gaan. Hij beveelt zijn voorstellen daarom nogmaals warm bij den Raad aanzij ademen een Christelijke geest. De heer BROOS merkt het volgende op Mijnheer de Voorzitter. Afgescheiden van de gronden, neergelegd in het prae-advies van Burgemeester en Wethouders op het adres van den Plaatselijken Raad en op de voorstellen van de heeren Me ij vis en Van Houten, moet ik erkennen, dat het eenerzijds volkomen waar is, dat er in deze geen algemeene regelen kunnen worden getroffen, omdat er onder de werk- loozen velen zijn die vanaf de tijd, dat zij werkloos werden, niet alleen van hun steunuitkeering hebben moeten bestaan, doch die door gezinsinkomsten, werken aan de werkver schaffing of werkverruiming ook andere bronnen van inkomsten hebben gehad. Doch anderzijds zullen er onder de werkloozen zeker ook zijn gezinshoofden en wel in het bijzonder hoofden van kinderrijke gezinnen, die naar de behoeften van hun gezin een te laag loon hebben verdiend, tengevolge waarvan zij nu al een geruimen tijd van een veel te laag steunbedrag hebben moeten leven, terwijl juist voor zulke gezinnen het verstrekken van extra-hulp nood zakelijk kan zijn. Nu verklaren Burgemeester en Wethouders in hun prae- advies, dat zij een onderzoek hebben ingesteld naar de steunverleening aan werkloozen in een tiental gemeenten en dat, wanneer rekening wordt gehouden met de gestelde limiet van 65%, resp. 70%, van het verdiende loon en met den levensstandaard, onze steunregeling de vergelijking met die in die anderen plaatsen wel kan doorstaan en dat zij geen verbetering behoeft om de steunuitkeering gelijkwaardig

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 890