4 NOVEMBER 1931. 897 zijn de verstrekking van kleeding en schoeisel aan werk- loozen. Personen van allerlei richting hebben daarin zitting. De namen van Anti-Revolutionnairen, zoowel als die van Wethouder de Zeeuw komen er in voor. Een tweetal commissies, een financieele commissie en een werkcommissie, werden gevormd, waarvan de voorzitters en de leden door den Burgemeester werden benoemd. Bij mij rees de vraag, of een dergelijke commissie ook voor Breda beteekenis kon hebben. Ik meen die vraag bevestigend te moeten beantwoorden. Aan den arbeid van bestaande vereenigingen behoeft zoo'n comité niet in den weg te staan. Het zou daarvoor een krachtige hulp zijn. Zoo'n comité, dat ongetwijfeld door de sympathie van de geheele bevolking gedragen zou worden, zou een kostelijk getuigenis van de saamhoorigheid der burgerij kunnen geven, demonstratie van een ernstig willen om gemeenschappelijken nood ook gemeenschappelijk te dragen en te lenigen, en zou uitnemend werk kunnen verrichten. Mijnheer de Voorzitter, gaarne wil ik vernemen, hoe het College tegenover de oprichting van een dergelijk comité staat. De heer KROONE verklaart, dat een tweetal voorstellen van de heeren Me ij vis en Van Houten hem als het ware uit het hart gegrepen zijn. Het prae-advies van Burgemeester en Wethouders heeft dan ook niet zijn onver deelde instemming, al maakt hij zich los van het commentaar door den heer Me ij vis daarop gegeven. Spr. stelt voorop, dat hij niet gaarne de Rijkssubsidie in de kosten van steun maatregelen zou verliezen. Hij wil aannemen, dat de huur- toeslag in de meeste gevallen onder het steunbedrag, ad 65% resp. 70% van het loon, valt, al had hij liever gezien, dat de daarover met den Minister gevoerde correspondentie aan den Raad was overgelegd. Spr. gelooft echter, dat met wat goeden wil het verstrekken van een huurtoeslag toch wel aan een aantal werkloozen ten goede zou kunnen komen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 897