898 4 NOVEMBER 1931. Immers, in het pras-advies van Burgemeester en Wethouders gtaat wel te lezen, dat het maximum steunbedrag daarbij aan een groot aantal werkloozen in den weg staat, maar niet, dat dit voor allen een beletsel vormt. Spr. nu wil degenen, voor wie het geen beletsel vormt, helpen, aangezien het hem toch altijd beter lijkt enkelen te helpen dan niemand. Nu zal men zeggen: „Dat gaat zoo maar niet; er moet daarover in overleg worden getreden met den Minister". Welnu, als de Raad het voorstel-M eij vis c.s. met betrekking tot den huurbijslag aanneemt, dan moet het College trachten de ministerieele goedkeuring daarop te verkrijgen. Spr. erkent, dat het College in het afgeloopen jaar op het gebied van de werkverschaffing goed werk heeft verricht hij heeft daarom vertrouwen in Burgemeester en Wethouders. Hij is van meening, dat men in Den Bosch waarvan men beweert, dat er meer voor de werkloozen gedaan wordt dan hier te veel objecten als werkverschaffing heeft beschouwd, iets waarmede men den werkloozen geen dienst bewijst. In Breda heeft men dit beter ingezien. Met betrekking tot de kwestie omtrent het doen van een uitkeering ineens, vindt Spr. het praa-advies van Burgemeester en Wethouders te vaag. Zij zijn blijkbaar niet overtuigd van de noodzakelijkheid tot het nemen van dien maatregel. Spr. begrijpt dit niet, daar zelfs de Minister de werkloozen op dit punt schijnt tegemoet te willen komen. Hij zou den Raad dan ook in overweging willen geven, het desbetreffend voorstel van den heer M eij vis c.s. aan te nemen; hij wil dit dan beschouwen als een uitspraak van den Raad dat deze wenscht, dat in die richting gegaan wordt. Want, zooals gezegd, Spr. zou in deze niet gaarne de steun van het Rijk verliezen; dit zou niet zijn in het belang van de andere, nog werkende arbeiders, die dan meer belasting zouden moeten gaan betalen. Resumeerende, zou Spr. dus voor de voorstellen sub 1 en 2 van de heeren Me ij vis en Van Houten willen stemmen, met dien verstande evenwel, dat de Rijkssubsidie

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 898