8
5 JANUARI 1931
Zoo heeft dan j. L Donderdag een nieuw jaar zijn aan
vang genomen en is er aanleiding, alvorens tot de be
handeling van de agenda over te gaan, bij deze wisseling
een oogenblik stil te staan. In de eerste plaats gebiedt
zulks de plicht der erkentelijkheid en gaarne maak ik van
deze zich aandienende gelegenheid gebruik om tot U en tot
de zeer velen onzer ingezetenen, die mij en de mijnen
geluk toewenschten, een woord van hartelijken dank te
richten. Waar onze gedachten en strevingen in den loop
van het jaar gewoon zijn zich op hen en hun belangen te
richten, geeft het voldoening bij deze en dergelijke gele
genheden te ontwaren, dat zij ons gedenken. Mogen de
voorspoed en gezonde geestelijke en physieke gesteltenis
door U en anderen ons toegewenscht ten bate komen van
een goede leiding bij onze bestuurstaak en een doeltreffende
behartiging van de belangen, die tengevolge van den
natuurlijken groei van het gemeentelijke verzorgingsgebied
steeds tot toenemen geneigd zijn.
Er zijn twee bijzondere redenen, die het mij aangenaam
maken dit eerste woord in onze vergaderingen van 1931 te
kunnen spreken.
In verband met mijn herbenoeming, die almede tot
erkentelijk in ontvangst genomen wenschen heeft geleid en
waarvoor ik Hare Majesteit de Koningin en Haar hooge
adviseurs eerbiedig dank betuig, gaf 1 Januari opening aan
een nieuwe periode.
Zonder nu in een retrospectieve beschouwing over de
verloopen, voor Breda wel gewichtige jaren te vervallen, zij
het mij intusschen vergund te getuigen met hoeveel genoe
gen ik samen mocht werken met en samenwerking mocht
ondervinden in Uw Raad, het wethoudmlijke college en
diverse met het bestuur verband houdende commissies. Ik
gevoel, dat wij allen steeds bij besprekingen en besluiten
de belangen van onze gemeenschap als doelstelling hebben
in acht genomen. Zoo zij het ook in de nieuwe periode.
Ook daarin mogen de verschillende meeningen, juist en zoo