4 NOVEMBER 1931.
901
toezeggingen van een Minister, die art. 40 van het Bezol-
digings-besluit en de flnancieele-verhoudingswet aan zijn
laars lapt. Hij heeft trouwens geen enkel vertrouwen in het
geheele Kabinet, welks houding zoo ongepast is, dat het
binnenkort wel zal moeten verdwijnen.
De VOORZITTER verzoekt den heer Van Houten
niet in die richting voort te gaandeze spreekt als bevond
hij zich in een vergadering van de Tweede Kamer.
De heer VAN HOUTEN, voortgaande, zegt, dat men den
Minister de door den Raad van Breda genomen maatregelen
maar moet laten afwijzendeze vergroot daardoor slechts
zijn eigen verantwoordelijkheid. De gemeentebesturen moeten
zelf weten, wat voor hun gemeenten noodig is; zij zijn
daarmede uiteraard beter bekend. In het Zuiden heeft
Kerkrade voorstellen van gelijke strekking als hier thans
door Spr. en zijn partijgenoot Me ij vis worden te berde
gebracht, aangenomen. Andere gemeenten hebben dit voor
beeld gevolgd.
Ten opzichte van de verstrekking van brandstoffen staat
Spr. op hetzelfde standpunt als de heeren M a b e 1 i s en
Kroone. Ook hij vindt 1 H.L. cokes per week te weinig.
De ontwikkeling en ontspanning van jeugdige werkloozen
is in verschillende steden, zooals Den Haag en Rotterdam,
met goede resultaten ter hand genomen. Van Regeerings-
wege wordt in de kosten daarvan bijgedragen. Spr. noemt
nog tal van gemeenten, waar voor de jeugdige werkloozen
iets in die richting wordt gedaan en wijst in dit verband in
het bijzonder op Helmond, hetwelk in deze ten voorbeeld
kan worden genomen. Deze aangelegenheid is hier volgens
Spr. verkeerd aangepaktmen heeft de daarop betrekking
hebbende bekendmakingen aan de Arbeidsbeurs aangeplakt.
Tal van jeugdige arbeiders komen evenwel niet aan die
instelling en hebben dus geen kennis daarvan kunnen nemen.