904 4 NOVEMBER 1931. minste effect sorteert; alleen zij, die kleine gezinnen hebben en die in den regel hooge loonen hebben verdiend, kunnen daarvan profiteeren. Als er echter nog iets gedaan moet worden, dan zal ieder het toch met den heer Broos wiens meening Spr. hierbij tot de zijne maakt eens zijn, dat daarvoor in de eerste plaats in aanmerking behooren te komen de werkloozen met groote gezinnen en zij, die eertijds lage loonen verdiend hebben. Men moet zich evenwel houden aan de landelijke regeling en zorgen, dat men binnen de financieele mogelijkheden blijft, Omdat Burgemeester en Wethouders niet onmiddellijk ingaan op het voorstel van den heer Van Houten c.s. tot het doen van een uitkeering ineens, richt deze scherpe verwijten tot het College, waarvan hij een andere houding had verwacht, te meer omdat daarin een arbeidersafgevaardigde zit. Spr. verwijst den heer Van Houten naar Dordrecht, waar een socialist, Wethouder Sanders, het afwijzend prae-advies van Burgemeester en Wethouders op een dergelijk voorstel verdedigd heeft, zonderdat daartegen eenig protest van diens partijgenooten is gehoord, terwijl in Schiedam, naar aanleiding van een door den Raad met algemeene stem men aangenomen motie, door 's heeren Van Houten's partijgenoot, Wethouder De Bruin, werd gewaarschuwd tegen het wekken van verwachtingen bij de werkloozen, welke niet verwezenlijkt konden wordende Wethouders zouden zich van stemming over de motie onthouden. Blijk baar omdat zij de verantwoordelijkheid niet wilden dragen. Men ziet hieruit, dat de houding van het Bredasche College tegenover de voorstellen der Sociaal-Democraten geen unicum in den lande is. Men doet inderdaad het beste, ten aanzien van de uitkeering ineens, met de regeling van den Minister af te wachten. Ook Middelburg heeft dit ten antwoord gekregen op een soortgelijk tot de Regeering gericht verzoek. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders in zake cokes-verstrekking, heeft eenige voldoening gewekt. Om in die richting verder te gaan, moet men echter voorzichtig

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 904