906
4 NOVEMBER 1931.
hebben die gegevens evenwel mondeling aan het Departement
ingewonnen. Er blijft dus niets anders over dan Burgemeester
en Wethouders op hun woord te gelooven.
Wat ten slotte de ontwikkeling en ontspanning van jeug
dige werkloozen betreft, hebben Burgemeester en Wethouders
zich al eerder bereid verklaard, elke ernstige poging van de
organisaties in die richting te willen subsidieeren, ook wanneer
die uitgaat van den Plaatselijken Raad. Zij staan op het
standpunt, dat het initiatief daartoe van particuliere zijde
moet worden genomen. Men moet daarbij niet uit het oog
verliezen, dat, wat het vakonderricht aangaat, de Avondschool
voor ambachtslieden al een 400 jongens herbergt, die daar
aan hun vakopleiding werken. Het R.K. Comité voor werk
loozen heeft een 28-tal werklooze jongens aangeschreven,
nadat het te voren een oproeping per advertentie had gedaan
waarop zich niemand had aangemeld; aan die aanschrijving
hebben slechts 3 jongens gevolg gegeven. Nu moet men
hierbij in aanmerking nemen, dat er waarschijnlijk niet veel
meer dan 30 werklooze jongens in Breda zullen zijn; het is
nu eenmaal een feit, dat het aantal jeugdige werkloozen in
verhouding tot het aantal volwassen werkloozen gering is.
De heer Van Houten heeft in dit verband gesproken
over Den Haag en Rotterdam, maar men moet niet vergeten,
dat daar de bevolking zoovele malen grooter is en er dus
zooveel meer werkloozen zijn dan hier. Toch heeft men
ook daar niet zoo veel gunstiger ervaring op dit gebied
opgedaan dan hier. De heer Meijvis zegt wel: „Jelui hebt
het hier niet goed aangepakt!" Welnu, laat de organisatie,
waartoe de heer M e ij v i s behoort het dan zelf eens beter
doen; zij kan van gemeentewege subsidie daarvoor krijgen.
De heer MEIJVIS ontkent dat hij en zijn fractiegenooten
elke gelegenheid aangrijpen om van het werkloosheids
vraagstuk een relletje te maken. Zij hebben de werkloozen
niet naar de publieke tribune gejaagd. Ook heeft hij niet
gezegd, dat er in Breda niets voor de werkloozen wordt