6/ 3 DECEMBER 1931. 929 zijnIn de eerste plaats zullen de voorbereidende werkzaam heden aan het nieuwe terrein der gemeente-reiniging aan den Terheijdenscheweg weldra geëindigd zijn en het is van belang, dat de nieuwe werkwijze ook door hem, die toe standen en arbeiders goed kent, zal worden begonnen. Wanneer de verandering nog geheel zou moeten worden bestudeerd, dan zou het van belang zijn, dit aan een nieuwen directeur over te laten; in dit stadium komt het echter van belang voor, den directeur zijn werk te laten beëindigen. In de tweede plaats is er nog een particuliere reden; de heer Soutendam zou namelijk niet gaarne in den winter verhuizen. Dit argument mag natuurlijk niet zwaar wegen. Burgemeester en Wethouders hebben de zaak ernstig over wogen en zij meenen te moeten adviseeren om aan het verzoek te voldoen. Het zou Burgemeester en Wethouders ook eenigszins onvriendelijk voorkomen, als deze kleine gunst zou worden geweigerd aan een ambtenaar, die zooveel jaren met toewijding en ijver de gemeente heeft gediend. De heer HAALMAN wenscht nog even zijn bedoeling te verduidelijken. Spr. en zijn fractiegenooten kunnen zich niet vereenigen met het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Zij wenschen derhalve het raadsbesluit van 23 Februari 1931 te handhaven, maar, daar men in de practijk toch niet eerder dan met Maart of April 1932 over een nieuwen functionaris zal kunnen beschikken, zijn zij er niet tegen, dat de heer Soutendam tot zoolang de functie van directeur blijft waarnemen. Het dienstverband behoort evenwel in ieder geval op 1 Januari 1932 te eindigen. De heer KUIJLAARS acht het principieel juist om niet af te wijken van het bepaalde in de verordening. Spr. is het niet met den Wethouder eens, dat het juist nu van belang is, dat de heer Soutendam aanblijft, ten einde de voor bereidende werkzaamheden aan het nieuwe terrein der

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 929