930 3 DECEMBER 1931. Gemeente-Reiniging te beëindigen. In een vroeger stadium was het vertrek van den heer Soutendam een bezwaar geweest, doch nu de reorganisatie van den dienst eenmaal haar beslag heeft gekregen en de lijnen, waarlangs zij zal plaats hebben, zijn uitgestippeld, is dat bezwaar opgeheven. Spr. wenscht dan ook vast te houden aan het raadsbesluit van 23 Februari j.l. De heer HOUBEN wil eveneens dit raadsbesluit handhaven. Spr. is anders bevreesd voor de consequenties. De VOORZITTER kan zich niet vereenigen met het door den heer Haaiman voorgestane systeem: eerst een opvolger zoeken en dan tot den heer Soutendam zeggen: „Ik heb er een, nu kunt gij er uit!" Spr. vindt een zoodanige handelwijze niet strooken met de „standing" van den Raad. Spr. zal nu het voorstel van Burgemeester en Wethouders in stemming brengen, mocht het niet worden aangenomen, dan zal worden aangenomen, dat de Raad 1 Maart a.s. als datum van ontslag aanvaardt, omdat het practisch niet mogelijk is vóór dien tijd een nieuwen directeur in functie te doen treden. De heer BROOS is het met de opvatting van den Voorzitter niet eensaan een eventueele verwerping van het voorstel van Burgemeester en Wethouders mag z.i. niet een zoodanige uitlegging worden gegeven. Het al of niet aanblijven van den heer Soutendam totl Maart a.s. moet afzonderlijk onder de oogen worden gezien. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders in zijn oorspronkelijken vorm wordt daarop in stemming gebracht en verworpen met 21 tegen 6 stemmen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 930