3 DECEMBER 193E Tegen: de heeren Schrauwen, Van Bedaf, Cohen, Loonen, Van Houten, Kooyman, Dirven, Kuijlaars, Meijvis, Van de Ven, Broos, Gruijs, Brantjes, Van Keep, Houben, Elich, Crul, Kroone, Haaiman, Visser en Van der Ven. Voor: de heeren Venker, Pleijte, Esbach, Mabelis, Van Buitenen en Van Mierlo. De VOORZITTER stelt daarop voor te besluiten, den heer Soutendam uit practische overwegingen te veroor- looven nog tot 1 Maart 1932 in functie te blijven. Dienovereenkomstig wordt besloten. 17. Voorstel van Burgemeester en Wethouders, tot op heffing van de onbewoonverklaring van de woningen Vest- kant nos. 73 en 75. De heer VAN DER VEN wijst er op, dat het adres van den eigenaar dier woningen is ingekomen op 10 September 1.1. Vóór dien datum waren deze woningen reeds bewoond, terwijl nu eerst wordt voorgesteld de onbewoonbaarverklaring op te heffen. Wethouder VAN MIERLO zegt, dat het niet juist is, dat de woningen vóór 10 September bewoond waren; wèl zijn zij reeds gedurende eenige weken bewoond. Het voorstel tot opheffing der onbewoonbaarverklaring was ten tijde van de vorige raadsvergadering al gereed, maar kon den Raad niet meer tijdig worden voorgelegd. Daarom hebben Burge meester en Wethouders met betrekking tot de bewoning eenige consideratie gebruikt, ten einde den man ter wille te zijn, daarbij in aanmerking nemende, dat aangetoond was,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 931