976
16 DECEMBER 1931
te kennen met een voorstel naar den Minister gegaan, terwijl
er door raadsleden voorstellen waren ingediend, die daardoor
nu niet meer ter sprake kunnen komen. Worden de gemeenten
den laatsten tijd nog niet genoeg door het Rijk gedicteerd,
wat zij te doen en te laten hebben, vraagt Spr. Dit is
trouwens reeds de tweede maal, dat Burgemeester en Wet
houders zoo handelenzij zijn indertijd, ook al zonder den
Raad erin te kennen, met den Minister in overleg getreden
over de vast te stellen normen der steunregeling. Spr. keurt
de handelwijze van Burgemeester en Wethouders ten sterkste
af en protesteert daartegen.
Wat de zaak zelve betreft, zegt Spr., dat dit voorstel weer
een verslechtering in den toestand der werkloozen beteekent
men gaat maar steeds door met in die richting te beknibbelen.
In het bijzonder vestigt hij de aandacht op de laatste alinea
van het voorstel van Burgemeester en Wethouders, waarin
er op wordt gewezen, dat geen kerstgave wordt verstrekt
aan werkloozen, van wie blijkt, dat het gezinsinkomen het
bedrag van f 12per week, vermeerderd met f 1per
gezinslid boven 2 gezinsleden, te boven gaat. Dit wil zeggen,
dat tal van werkloozen van een kerstgave verstoken zullen
blijven. Spr. protesteert hiertegen nog eens in het bijzonder.
De heer KROONE betreurt ook, dat de Minister in deze
zoo schriel is, maar zegt te gelooven, dat de heer Van
Houten de zaak verkeerd ziet. Immers, allen kennen wij
de circulaire van den Minister, waarin den gemeentebesturen
wordt medegedeeld, dat, willen zij de Rijkssubsidie behouden,
zij alle maatregelen, op het gebied der werkloosheidszorg te
nemen, eerst aan de ministerieele goedkeuring hebben te
onderwerpen. Als ook het verstrekken van een kerstgave
onder die maatregelen valt hetgeen Spr. wel veronder
stelt dan acht hij het protest van den heer Van
Houten aan het adres van het College hier niet op zijn
plaats.