982
16 DECEMBER 1931
daarbij den leden in overweging gevende zich aan de alge-
meene lijnen te houden en zich niet in finesses te begeven.
Hij spreekt de hoop uit, dat men voor de behandeling van
deze begrooting niet zooveel tijd zal noodig hebben als voor
die van 1931.
De heer HAALMAN houdt de volgende rede:
Mijnheer de Voorzitter,
Aangezien de Voorzitter onzer fractie de zitting der Pro
vinciale Staten van heden moest bijwonen, werd mij de eer
volle taak opgedragen, namens onze fractie, deel te nemen a a
de algemeene beschouwingen over deze begrooting.
Het spreekt vanzelf, dat ik begin met mijn leedwezen uit
te spreken over het feit, dat onze trouwe makker Meijvis,
aan het ziekbed gekluisterd, bij de behandeling dezer begroo
ting niet aanwezig zal kunnen zijn. Moge hij spoedig hersteld
zijn plaats in ons midden innemen.
Een nieuwe lente en een oud geluid! Ziedaar, Mijnheer
de Voorzitter, de zinspreuk, waaronder ik ditmaal mijn alge
meene beschouwingen zou willen houden. Een nieuwe lente,
een opnieuw samengestelde Raad, de aanvang eener nieuwe
4-jarige periode; een oud geluid, dezelfde Roomsch-Katholieke
raadsmeerderheid, hetzelfde college van Burgemeester en
Wethouders, enveel van hetgeen ik ditmaal zal hebben
te zeggen.
Vermits sprake is van den aanvang eener nieuwe 4-jarige
periode, moge ik aanvangen het spreekt welhaast vanzelf
met een terugblik te werpen op de achter ons liggende
gemeenteraadsverkiezingen, hetgeen daaraan vooraf is ge
gaan, alsmede hetgeen daarop is gevolgd.
In de raadsvergadering, gehouden enkele dagen nadat de
gemeenteraadsverkiezingen hadden plaats gehad, werd door
den Voorzitter der R.K. raadsfractie het gebruikelijke verwijt
tot ons gericht, als zouden wij ons in den verkiezingsstrijd
hebben bediend van ongeoorloofde middelen. Nu, daarover