16 DECEMBER 1931 v 985
Voortgaande zegt Spr.
Het kan geen kwaad, dat we dit alles nog maar eens hebben
gereleveerd; de heeren zouden zich anders eens niet meer
kunnen herinneren, dat ze dit alles zoo heelemaal alleen heb
ben gedaan. Nu moet het echter wel een heel erge stomme
ling zijn, die zich niet eens afvraagt: „Wat hebben die 10
„anderen dan in den Raad uitgevoerd?" Blijkbaar totaal niets.
Hij zou tot de conclusie kunnen komen, dat men evengoed
die sufferds had kunnen thuis laten. Waarom ik dit alles zoo
in den breede naar voren breng? Och, Mijnheer de Voorzitter,
dat is gemakkelijk te raden, het is slechts een kleine waar
schuwing aan de drie nieuwe leden van dezen Raad, aan de
overzijde gezeten, die geen deel der R. K. raadsfractie uit
maken. Over 4 jaren is het immers weer precies hetzelfde:
Noch gij, noch wij, hebben dan iets tot stand gebracht ol
daaraan in het geringste medegewerkt. Alles is dan weer door
de R. K. raadsmeerderheid geschied en waar wij zelf dat al
weten, was het toch ook wel goed de anderen te waarschuwen;
un homme averti en vaut deux.
Maar toch zijn de kiezers in dit opzicht niet zoo dom ge
weest om de andere partijen dan de R. K. raadsfractie, maar
thuis te laten. Men heeft het er toch maar niet op aan laten
komen, doch daarover straks. We zijn thans immers nog
steeds aan de middelen bij de verkiezingen gebezigd en ik ben
daarmede nog lang niet au bout de mon latin. Ik heb er in de
vergadering van Juni al op gewezen, dat het blijkt uit het
verslag der parochiale vergadering in de parochie „St. Anna"
natuurlijk zou ik haast zeggen ook weer beweerd is,
dat het bij deze gemeenteraadsverkiezingen ging voor of tegen
Christus. Rusland, Mexico en Spanje hebben natuurlijk opgeld
gedaan, al zou ik van die zijde maar liever niet gesproken
hebben over het katholieke Spanje. Heeft Uilenspiegel niet
eens gezegd: „De menschen haten mij, maar ik heb het er
naar gemaakt?" Elk middel, of wat men maar als zoodanig
beschouwde, heeft men dienstbaar gemaakt aan de bestrijding
der S.D.A.P. Was het niet de heer Van Buitenen, die