16 DECEMBER 1931 987
Mijnheer de Voorzitter, men luistere en geniete:
De raadsverkiezing te Breda.
Breda, 10 Juni 1931.
Zeer geachte Redactie.
Beleefd verzoek ik U plaatsing van het volgende:
Aangezien ik mij in de dagen, de stemming voorafgaande,
voor een korte lezing in één der vergaderingen voor katholieke
kiezers beschikbaar heb gesteld en daarvoor geen gelegenheid
heb gekregen, neem ik mijn toevlucht tot uw blad, om tot de
katholieke kiezers van Breda enkele van de laatste woorden,
die vóór de stemming geuit zullen worden, te richten.
Ik begin met alle katholieke kiezers aan te sporen, ja er op
aan te dringen, om op 17 Juni a.s. allen op no. 1 van de
katholieke lijst te stemmen. De geweldige activiteit der propa
gandisten aan den dag gelegd is prijzenswaardig. Het is te
hopen, dat men van de groote waarde van zijn uit te brengen
stem overtuigd is en beseft. De katholieke kiezers moeten niet
uit het oog verliezen, wat men met het stembiljet kan doen.
Men kan er onheil mede stichten of er de katholieke zaak
mede dienen. Men kan zijn stembiljet als een brandende fakkel
in de spaanders van ontevredenheid werpen en daarmede een
vuur stichten, dat zal grijpen naar troon en altaar.
Men kan zijn stembiljet ook afgeven om met de duizenden
van zijn geloo'fsgenooten te worden samengebouwd tot één
geheel. Men kan ook met zijn stembiljet zwaaien als met een
roode vlag, maar men kan er ook mede wuiven als met een
palm, Christus tegemoet. Men kan zich uitspreken vol ver
nieuwing voor opbouw van het katholicisme of voor den
rooden duivel, of voor den God uwer vaderen, of wel voor
hamer en zwaard, maar ook voor kruis, kerk en evangelieboek.
Die macht heeft elke kiezer en zijn stem kan zijn als een
druppel in den zomermorgenregen, die vruchtbaarheid en sap
in de aderen der samenleving brengt, maar die macht kan ook
zijn als een korrel in een hagelslag, die alles vernielt en ver
woest.