98 23 FEBRUARI 1931. Bouwverordening verleend kan wordende kwestie van de onteigening kan hier buiten beschouwing blijvenhet doet er niets toe of het bewuste artikel van de Onteigeningswet hier van toepassing is of niet. Bekijkt men de bij de aan vraag overgelegde teekening dan zal men zien, dat het in de bedoeling van adressant ligt het perceel geheel vol te bouwen, er blijft zelfs geen c.M.2 open ruimte over. Men kan niet, om adressant ter wille te zijn, dit maar toestaan. Laat de man overleg plegen met zijn naasten buurman wellicht kan men dan tot een goede oplossing komen. De heer VAN VEEN vindt het wel degelijk van belang, dat bij dit afwijzend prae-advies een onjuist argument is gebezigd. Onjuist acht Spr. namelijk de meening, dat adres sant in laatste instantie de tusschenkomst van de Gemeente zou kunnen inroepen om door onteigening te verkrijgen hetgeen zijn buurman hem niet langs minnelijken weg zou willen afstaan. Wat de ontworpen woning zelf betreft, dit is een boven woning en dezulke hebben in den regel geen open plaatsen of tuinen. Spr. heeft dan ook geen bezwaar om het verzoek toe te staan. Wethouder VAN MIERLOMen moet toch voldoen aan de bepalingen der Bouwverordening, anders krijgt men geen bouwvergunning. Hier kan niet op behoorlijke wijze aan die bepalingen voldaan worden, dus kan het verzoek niet worden ingewilligd. Het afwijzend prae-advies wordt daarop in stemming gebracht en aangenomen met 17 tegen 6 stemmen. Voor: de heeren Van de Ven, Me ij vis, Broos, Van Oosterum, Brantjes, Esbach, Cohen, Schrauwen,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 98