16 MAART 1932.
Ill
4. Schrijven van Burgemeester en Wethouders, houdende
mededeelingen omtrent de in den Raad geuite klacht over het
uitoefenen van z.g. geestelijk geweld op patiënten in het St.
Ignatius-Ziekenhuis, luidende als volgt:
„Bij de behandeling van cle begrooting 1932 van den Ge
meentelijken Geneeskundigen- en Gezondheidsdienst werd
„door den heer Van Houten naar voren gebracht, dat in
„het St. Ignatius-Ziekenhuis alhier in meerdere gevallen
„zgn. „geestelijk geweld" zou zijn uitgeoefend op patiënten,
„die in dat Ziekenhuis van gemeentewege werden verpleegd.
„De heer Cohen bracht tijdens de debatten over deze aan
gelegenheid naar voren, naar aanleiding van een mededeeling
„van het college van Burgemeester en Wethouders dat hun
„te dien aanzien niets bekend was, dat de Gemeentelijke Ge
neeskundige- en Gezondheidsdienst van meerdere zijden en
„op meerdere plaatsen van een en ander in kennis was ge-
„steld en men derhalve bij dien dienst van deze zaak op de
„hoogte was. De beweringen van de heeren Van Houten
„en Cohen waren voor ons College aanleiding tot het be-
sluit een onderzoek naar de al of niet juistheid dezer mede-
„deelingen in te stellen. Het resultaat hiervan brengen wij
„hieronder te Uwer kennis.
,,A. Van meerdere zijden ontvangen inlichtingen hebben
„ons de overtuiging geschonken, dat de voorstelling van zaken
„omtrent hetgeen zijn overleden echtgenoote zou zijn aan
gedaan, zooals die door den heer Van Houten is ge-
geven, niet in overeenstemming is met de werkelijkheid. Van
„eenige uitoefening van zgn. „geestelijk geweld" omniette
„spreken van geestelijk geweld dat maanden en maanden
„lang zou zijn uitgeoefend door verplegend personeel of
„den Rector van het St. Ignatiusziekenhuis is ons niet ge
bleken. Wijders zij opgemerkt, dat de heer Van Houten
„en zijne echtgenoote zoowel in 1930 als in 1931 geheel vrij-
„willig verpleging in het St. Ignatiusziekenhuis hebben ver-
.kozen. Het stond hen uiteraard volkomen vrij de verpleging
„in het Diaconessenhuis te doen plaats hebben, alwaar de