16 MAART 1932. 113 De heer COHEN wil alleen dit opmerken, dat hij het niet kiesch vindt van Burgemeester en Wethouders om bij hun schrijven de verklaring van den Directeur van den gemeen telijken geneeskundigen dienst over te leggen; zij hadden die verklaring beter kunnen weglaten. De heer VAN DE VEN kan deze zaak zoo maar niet laten passeeren. De heeren Van Houten en Cohen hebben hier verklaard, dat z.g. geestelijk geweld zou zijn uitgeoefend op patiënten, die voor rekening der Gemeente in het St. Igna- tius-Ziekenhuis werden verpleegd. Dit is een ernstige be schuldiging, welke nader onderzoek verdient. Het onderzoek naar de juistheid van de bewering van den heer Cohen is eigenlijk van disciplinairen aard, terwijl het noodzakelijk zou zijn geweest naar die van den heer Van Houten een onderzoek te laten instellen door den Directeur van den gemeentelijken geneeskundigen dienst, maar dan had eerst mededeeling van de feiten moeten plaats hebben. De bewe ring van den heer Cohen is gebleken onjuist te zijn en de feiten, welke de heer Van Houten weigert mede te deelen, schijnen ook al niet veel om het lijf te hebben; ja, zelfs kan men Spr. niet euvel duiden, als hij uit die weigering de conclusie trekt, dat zij niet bestaan, want als het den heer Van Houten met zijn bewering ernst was, dan zou hij met feiten voor den dag hebben moeten komen. Spr. zou het dan ook hierbij kunnen laten, ware het niet, dat de wei gering van den heer Van Houten werd gemotiveerd met te beweren, „dat een door het College van Burgemeester en Wethouders ingesteld onderzoek door hem niet kan worden aanvaard als onpartijdig, omdat dit College is samengesteld door en uit de R. K. Raadsfractie, die blijkens de uitlatingen reeds tijdens het raadsdebat over de betrokken aangelegen heid gedaan, in deze zaak niet onpartijdig zal kunnen zijn". Dit nu wordt niet alleen beweerd door den heer Van Houten, maar het wordt overgenomen door de geheele S.D.A.P.-fractie. Nu zal Spr. niet de verdediging van het College van Burgemeester en Wethouders op zich nemen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1932 | | pagina 113