116 16 MAART 1932. uur later bevond ik mij in de leeskamer ten Stadhuize. Ik was namelijk zeer nieuwsgierig naar den inhoud van deze nota, die alleszins belangwekkend zou moeten zijn, daar ik er niet aan twijfelde, of Burgemeester en Wethouders zelf zouden inzien, dat zij niet het onpartijdig college vormden om in deze een onderzoek in te stellen en derhalve den Raad zouden voorstellen tot instelling eener zoodanige, dus on partijdige commissie over te gaan óf, wanneer Burgemeester en Wethouders toch zelf dat onderzoek zouden willen doen, dan verwachtte ik toch minstens, dat zij flinkweg met af doende en doorslaande bewijzen zouden komen. Helaas, wat ben ik teleurgesteld! Ik heb de nota enkele malen gelezen, daarna het achterste voren, haar zelfs omgedraaid, tegen het licht gehouden, niets heeft gebaat; wat ik zocht was nergens te vinden. Integendeel, indien ook de vraag gewettigd is geweest, of iets „au sérieux" moest worden genomen, dan geldt het wel deze nota, welke in den aanvang aldus luidt: „De beweringen van den heer Van Houten waren voor „ons college aanleiding tot het besluit een onderzoek in te „stellen naar de al of niet juistheid dezer mededeelingen. Het „resultaat hiervan brengen wij te Uwer kennis", terwijl zij sluit met het navolgende: „Door deze wijze van optreden „maakte de heer Van Houten het ons college derhalve „onmogelijk een onderzoek te doen plaats hebben en den „Raad in te lichten". Tableau! En dan het bewijs! „Van meer- „dere zijden ontvangen inlichtingen" (Van wie? Hoe luiden deze?) „hebben ons de overtuiging geschonken, dat de voor stelling van zaken omtrent hetgeen zijn overleden echtgenoote „zou zijn aangedaan, zooals door den heer Van Houten „is gegeven, niet in overeenstemming is met de werkelijk heid." Ziezoo Raad van Breda en niet te vergeten Bur gerij van Breda, nu weten jullie het wel! Och, slechts een College als dit, dat zich nu eenmaal zeker waant en ook weet, dat, wanneer het aankomt op slikken van wat het Col lege ingeeft, op een meerderheid van den Raad van toepas sing is het gevleugelde woord van Wijnkoop: „Ons is niets te dolkan zich zooiets veroorloven.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1932 | | pagina 116