16 MAART 1932. 119 in het openbaar te noemen; voor zich zelf is hij vast over tuigd, dat zij eenvoudig niet bestaan. De VOORZITTER wil aan hetgeen de vorige Spreker naar voren bracht nog iets toevoegen. Spr. vindt, dat het van euvelen moed getuigt om in de situatie, waarin de S.D. Raads- f fractie zich ten deze bevindt, hier te spreken zooals de heer Haaiman gedaan heeft. Den bekenden staatsman De Beaufort heeft Spr. eens bij een lange rede van een Kamerlid in de Kamer hooren zeggen: „Wat moet een zaak zwak staan, waarvoor men zooveel woorden noodig heeft!" Dit gezegde is volkomen van toepassing op de zaak, welke de heer Haai man hier zooeven verdedigd heeft. Deze heeft zich daarbij beroepen op een drietal argumenten, welke moesten dienen om aan te toonen, dat Burgemeester en Wethouders in deze niet onpartijdig kunnen zijn. De heer Haaiman voelde, dat dit noodig geworden was na hetgeen de heer Van de V e n in verband daarmede gezegd had. Tegen die argumen ten wil Spr. aanvoeren, dat Burgemeester en Wethouders hier zetelen als vertegenwoordigers van de geheele burgerij. Als zoodanig zijn zij onpartijdig; voor zoover Spr. betreft, heeft de heer Haaiman dit nog onlangs zelf erkend, toen bij de laatstgehouden begrootingsdebatten door hem het niet-deel- nemen van de S.D. Raadsfractie aan de viering van Spr.'s koperen ambtsjubilé werd ter sprake gebracht, de heer Haai man deed toen blijken, dat dit niet zijn reden hierin vond, dat Spr. als burgemeester niet onpartijdig zou zijn; en wat de drie Wethouders aangaat: men kan ook van drie leden van een rechtbank, die in één Kamer vereenigd zijn en allen een Katholieke of Socialistische overtuiging zijn toegedaan niet beweren, dat zij uit dien hoofde partijdig zijn. Evenzoo zijn Burgemeester en Wethouders onpartijdig en zij zullen die onpartijdigheid handhaven en verdedigen, waar zij mocht worden aangevallen. De heer Haaiman heeft zich beroepen op interrupties van leden der R. K. Raadsfractie tijdens het debat over deze aangelegenheid. Dit argument is zeer gezocht en dientenge-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1932 | | pagina 119