16 MAART 1932. 129 staand persoon, staan van denzelfden eigenaar nog drie on- bewoonbaarverklaarde woningen, waarvan er twee zijn ont ruimd en de derde is bewoond door een echtpaar met twee kinderen. Daar de eigenares van no. 167 over de huurster tevreden was, vooral omdat die haar geregeld de huur be taalde, komt mij het voorstel tot verlenging van den ontrui mingstermijn vreemd voor, omdat er na de onbewoonbaar- verklaring aan deze krotten totaal niets is veranderd en de Gemeente aan het Westeinde over nog vele goede woningen beschikt, die weken en maanden blijven leegstaan, welk aan tal vóór ongeveer 14 dagen nog 59 bedroeg, wat voor de Gemeente wekelijks een belangrijk nadeel, tengevolge van huurderving, beteekent. Ik zou dan ook gaarne van Burgemeester en Wethouders willen vernemen, waarom aan de bewoners van deze onbe- woonbaarverklaarde woningen niet eenige van de nog leeg staande gerneentewoningen aan het Westeinde kunnen wor den gegeven. Wethouder VAN MIERLO zegt, dat het de laatste jaren telkens vroeger nog meer is voorgekomen, dat onbe- woonbaarverklaarde woningen in de practijk lastig te ont ruimen zijn. Er doen zich vaak allerlei omstandigheden voor, waardoor men de voorgenomen ontruiming niet altijd kan en wil doorvoeren. Het komt er maar op aan, dat de woningen, wanneer zij ontruimd zijn door hen, die er tijdens de onbe- woonbaarverklaring woonden, niet meer voor bewoning in aanmerking mogen komen, waardoor zij aan de woningmarkt onttrokken zijn en blijven. De woningen aan het Westeinde hebben thans vrijwel alle een bestemming. Dat er nog vele leegstaan houdt verband met die bestemming. Vele bewoners van deze en de onder de volgende punten der agenda ver melde woningen zullen naar het Westeinde worden overge bracht, d.w.z. de jonge gezinnen; de ouden van dagen, die uiteraard zeer aan hun woningen gehecht zijn, willen Burge meester en Wethouders daarin laten. Natuurlijk zal niet meer

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1932 | | pagina 129