16 MAART 1932. 147 „De heer Brouwers deelde ons nog mede, dat het hem, „ondanks ondernomen stappen, niet gelukt was om aan den „wensch tot het verkrijgen van een uitweg naar den Ginne- „kenweg tegemoet te komen, daar hij den grond, benoodigd „voor het maken van een verharden uitweg, niet op aanneme- „lijke voorwaarden kan overnemen. „In verband met bovenstaande hebben wij de eer U voor „te stellen te besluiten: le. „om den voor straten en pleinen bestemden grond, deel „uitmakende van het perceel Sectie D, nr. 4662, „om niet" „van Brouwers over te nemen 2e. „ons te machtigen bijgaande overeenkomst, met inacht- „neming van de daarbij behoorende voorwaarden, te „sluiten; 3e. „in beginsel te besluiten, dat de bouwlijnen langs de aan „te leggen straten t.z.t. zullen worden vastgesteld zoo- „als op de hierbijgaande teekening is aangegeven, voor „zoover door het college van Burgemeester en Wethou- „ders niet anders wordt bepaald; 4e. „de in de ontwerp-overeenkomst (bijlage B) vermelde „straten A, B, C en D, aan te wijzen, als straten waar- „aan gebouwd mag worden." Den heer BRANTJES heeft dit voorstel ten zeerste ver wonderd. Het ontworpen straten-complex loopt dood, zoodat bij uitvoering van het plan een z.g. hofje ontstaat, d.w.z. een poel van ongerechtigheid op verschillend gebied. Elders geeft men kapitalen uit om dergelijke, uit vroeger dagen dateerende wantoestanden op te ruimen, doch hier schept men ze! Er is dus alleszins reden om zich over dit voorstel te verbazen. Op het uitbreidingsplan is een uitweg naar den Ginneken- weg aangegeven. Wanneer die er is, bestaat er geen bezwaar meer tegen uitvoering van dit stratenplan, doch onder de huidige omstandigheden kan Spr. zich er niet mede ver eenigen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1932 | | pagina 147