16 MAART 1932.
149
men den bouwondernemer te kennen moet geven, dat hij als
nog aan dezen eisch zal hebben te voldoen alvorens de be
doelde overeenkomst met hem kan worden gesloten.
De heer VAN KEEP is het met den Wethouder eens, dat
men het te bouwen straten-complex niet als hofje kan be
schouwen; het heeft daarvoor te goede toegangswegen naar
den Zandbergweg. Bovendien is het karakter van een hofje
geheel en al verdwenen door het vervangen van het op de
teekening aangegeven grasveld door een tegelbestrating. Het
geheel is nu een straten-complex, volkomen in overeenstem
ming met het uitbreidingsplan. Spr. geeft toe, dat een uitweg
naar den Ginnekenweg zeer wenschelijk zou zijn, maar hij
vindt, dat men den bouwondernemer niet kan pressen om
in het belang van de Gemeente een duur perceel aan te koo-
pen. Hij kan zich met het voorstel van Burgemeester en Wet
houders wel vereenigen.
Wethouder VAN MIERLO wijst er nog op, dat men een
plein van 30 M. toch geen hofje kan noemen; het is 't beste
te vergelijken met het Tennisplein. En nu zal niemand het toch
in zijn hoofd krijgen het Tennisplein als hofje te betitelen.
Spr. blijft er bij, dat het maken van een uitweg naar den
Ginnekenweg onder de huidige omstandigheden te veel op
de exploitatie-kosten der woningen zou drukken; men kan dit
dan ook niet van den bouwondernemer eischen.
Den heer HAALMAN komt het, gehoord de debatten,
gewenscht voor, de verdere behandeling van deze zaak aan
te houden ten einde den raadsleden gelegenheid te geven zich
ter plaatse te oriënteeren.
De VOORZITTER acht dit niet noodig; de zaak is nor
maal behandeld en in de Bouwcommissie lang en breed be
sproken.