9 FEBRUARI 1932. 15 De pikzwarte plek echter in dit sombere beeld, die door U ook niet wordt weggedoezeld, is wel de werkloosheid op groote schaal, als gevolg van de enorme moeilijkheden, waar mede de particuliere bedrijven en zaken hebben te worstelen. Het droevige neerzitten van zoovelen, wier armen en handen slechts verlangen naar arbeid, om zich los te maken van steun en uitkeering, weerspiegelt zich maar al te zeer in de door U naar voren gebrachte, steeds stijgende hooge cijfers der werkloosheidsverzekering, der gemeentelijke steunregeling, der uitkeeringen door het Burgerlijk Armbe stuur, der loonen in de gemeentelijke werkverschaffing, om van de klimmende onbekende uitgaven der bijzondere instel lingen niet eens te spreken. Wij weten, dat het Dagelijksch Bestuur diligent is, waar het er om gaat onze door het ontbreken van werk of andere oorzaken zwaar getroffen medeburgers hulp te verleenen, waar het moet, en steun te bieden, waar het kan, en dat steeds naar wegen wordt gezocht om op doelmatige wijze arbeid te verschaffen. U weet het, Mijnheer de Voorzitter, dat de Raad zijn medewerking voor de verzorging van degenen, die door de ongunst der tijden werden terneergeslagen, niet zal onthouden. Offers zullen daarvoor van de burgerij worden gevraagd, want de gemeentelijke financiën moeten vóór alles gezond worden gehouden. U verwees, Mijnheer de Voorzitter, naar de geweldige eischen, die door al deze noodmaatregelen aan de gemeente lijke geldmiddelen worden gesteld, terwijl juist in deze tijden de inkomsten der burgerij een onheilspellende, scherp dalende lijn volgen. Een gelukkige samenloop van omstandigheden kan het ge noemd worden, dat door de uiteindelijke doorwerking der wet op de financieele verhouding tusschen Rijk en gemeenten, de gemeentelijke financiën niet meer in dezelfde mate als vroeger op de inkomsten der burgerij drijven. De afstand door het Rijk van van de hoofdsom der Grondbelasting,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1932 | | pagina 15