16 MAART 1932. 163 wel dit jaar te kunnen rondkomen zonder de burgerij zwaarder te belasten. Duidelijk komt in die nota uit, dat improductieve uitgaven zooveel mogelijk achterwege dienen te worden ge laten. Spr. meent hiermede het logische en het juiste van het standpunt van Burgemeester en Wethouders te hebben aangetoond. Hij adviseert den Raad hun voorstel aan te nemen. De heer HAALMAN verklaart, veel van hetgeen de heer Van Buitenen gezegd heeft te kunnen onderschrijven; het zou dwaasheid zijn te ontkennen, dat er veel waars zit in diens redeneering. Waar Spr. met den heer Van Bui tenen van meening verschilt, daar betreft het een kwestie van inzicht in de financieele politiek der gemeente. Zoo kan Spr. zich ook vereenigen met de zienswijze van den heer Van Buitenen, dat verhooging van de gas- en electri- citeitstarieven tot het allerlaatste moet worden verschoven; maar heelemaal consequent is de Wethouder niet, want hij maakt in zekeren zin toch gebruik van tariefsverhooging; Burgemeester en Wethouders hadden immers zelf verlaging van het electriciteitstarief voorgesteld, doch later is die voor genomen verlaging op voorstel van den heer Van de Ven ingetrokken; dit is op zichzelf een tariefsverhooging. Wat betreft Spr.'s bezwaar tegen het overhevelen van de 38.000 reserve van den kapitaaldienst naar den gewonen dienst; Wethouder Van Buitenen heeft nu een anderen factor in het geding gebracht, die hem eenigszins van mee ning heeft doen veranderen, namelijk het vermoedelijk zeer behoorlijk batig slot van den dienst 1931, hetwelk ten gunste van den dienst 1933 kan worden aangewend. Onder die omstandigheden kan Spr. zich wel met het overbrengen van de bewuste 38.000 vereenigen. Zonder hoofdelijke stemming wordt daarop con form het voorstel van Burgemeester en Wethou ders besloten.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1932 | | pagina 163