16 MAART 1932.
165
Wat de steunregeling zelve betreft, meent Spr., dat daarin
verslechtering wordt gebracht door het in mindering bren
gen van het inkomen der vrouw en het pensioen op de ge
zinsinkomsten. Het lijkt hem in het algemeen gesproken zeer
moeilijk voor de raadsleden om, terwijl dit voorstel nog slechts
enkele dagen ter visie heeft gelegen, nu reeds een oordeel
over de voorgestelde herziening te kunnen vellen, al weet Spr.
wel, dat de termijn, door den Minister in zijn circulaire
gesteld, zeer kort is.
Ten slotte merkt Spr. op, dat door den heer Van R ijz e-
w ij k uit Tilburg in een openbare vergadering, gehouden in
„Concordia", gezegd iis, dat vele modern-georganiseerden
zich tegen een hooger loon dan zij verdienen tegen werk
loosheid verzekeren en zoodoende een hoogere uitkeering
krijgen dan waarop zij eigenlijk recht hebben. Spr. gelooft
niet, dat die bewering juist is, maar hij zou toch gaarne in
lichtingen daaromtrent hebben.
De heer KROONE wil een vraag stellen met betrekking
tot artikel 10a. Heeft hij het goed begrepen, dan geeft de
Minister slechts in overweging bedoelde bepaling in de steun
regeling op te nemen. Spr. nu meent, dat men de steun
bedragen niet meer aan banden moet leggen dan strikt noodig
is en daarom zou hij, als zijn opvatting juist is, art. 10a niet
in de steunregeling willen zien opgenomen.
Wethouder VAN BUITENEN zegt, dat Burgemeester en
Wethouders het verwijt van den heer M e ij v i s niet hebben
verdiend. De heer M e ij v i s erkent zelf, dat de termijn voor
de herziening der steunregeling, door den Minister in zijn
circulaire gesteld, zeer kort is. De zaak is in de z.g. kleine
Commissie besproken, de wijzigingen zijn den leden van de
groote Commissie gecyclostyleerd toegezonden met verzoek
hun eventueele opmerkingen ter kennis van den Voorzitter
te willen brengen, maar geen der leden heeft eenige bemer
king gemaakt. Men weet trouwens, dat men voor de keuze
staat de steunregeling in overeenstemming met de ministe-