29 APRIL 1932. 185 De heer VAN KEEP is het eens met de opmerkingen van de heeren Loonen en Venker. Den heer Broos wil Spr. er op wijzen, dat vroeger alle werken duurder uitvielen doordat de prijzen der materialen steeds omhoog gingen, terwijl die nu dalen. Bovendien zal het zelf uitvoeren van een werk altijd iets goedkooper uitkomen, omdat o.a. het winst cijfer van den aannemer wordt weggewerkt, maar er komt ook een zeker risico bij. De heer MABELIS verklaart, dat de mededeelingen van Burgemeester en Wethouders op hem een verrassenden in druk hebben gemaakt. Spr. is geen voorstander van op de spits gedreven overheidsbemoeiing, maar deze uitkomst geeft toch te denken, vooral omdat de kosten nauwkeurig berekend zijn. Spr. acht haar dan ook belangrijk genoeg om voortaan bij ieder werk van eenige beteekenis te overwegen, of het niet in eigen beheer dient te worden uitgevoerd. De heer VISSER acht de tewerkstelling van werkloozen in deze een zeer belangrijk punt. Degenen, die ten opzichte van openbare aanbesteding zoo hoog van den toren blazen, moeten daai wel aan denken. Wethouder VAN MIERLO wijst er den heer Visser op, dat in de bestekken steeds de tewerkstelling van een groot aantal Bredasche arbeiders imperatief wordt voorgeschreven; in het bestek betreffende de Bloemenbuurt zelfs 90 De heer Visser vecht dan ook tegen windmolens. Er is hier weieens twijfel gerezen, of aan het voorgeschreven percentage wel de hand werd gehouden. Spr. heeft toen een onderzoek daarnaar ingesteld, en dit aan den Raad medegedeeld, waaruit gebleken is, dat op twee na de voorgeschreven percentages zelfs werden overschreden. En deze twee gevallen, waarbij men iets onder het voorgeschreven percentage bleef, betroffen technische aangelegenheden, waarbij personeel werkzaam moest zijn van de fabrieken, die de installaties leverden.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1932 | | pagina 185