29 APRIL 1932.
203
veranderen steeds meer in ongunstigen zin, zoodat volgens
hem niet meer op 2500 abonné's zal kunnen worden gerekend.
Op het oogenblik is ieder, die van radio houdt en er het geld
voor heeft, al in het bezit van een radiotoestel; blijven dus
nog over de minder goed gesitueerden. En nu vreest Spr.,
dat die op den duur niet de kosten zullen kunnen blijven
betalen, wegens de vele uitgaven, welke er toch nog aan een
abonnement verbonden zijn. Immers, men moet dadelijk 17,50
op tafel leggen voor aanlegkosten, dan heeft men het aan
schaffen van een luidspreker en vervolgens moet men 24,
abonnementsgeld per jaar betalen plus eventueele reparatie
kosten. Er behoort een zekeren moed toe om het in het open
baar te erkennen, maar mogen wij, vraagt Spr., nu iedereen
in inkomsten achteruitgaat en gedwongen is zijn behoeften te
verminderen, de menschen er toe brengen hun uitgaven te
vermeerderen, terwijl zij die eerder moesten besteden aan
eerste levensbehoeften? Spr. meent die vraag ontkennend te
moeten beantwoorden en kan derhalve onder de huidige om
standigheden zijn stem niet aan deze voorstellen geven.
De heer LOONEN wijst er op, dat hoe langer men wacht,
hoe ongunstiger de tijden worden voor radio-distributie. Het
risico voor de Gemeente wordt derhalve steeds grooter. Spr.
kan zich dan ook volkomen aansluiten bij de woorden van
den heer Van de Ven.
De heer KOOIJMAN kan zich voor een deel aansluiten
bij het betoog van den heer Van de Ven, namelijk bij
diens opmerking, dat de tijden hoe langer hoe slechter wor
den. Spr. zou echter zeggen: daardoor zijn vele menschen niet
in staat zich zelf een radio-toestel aan te schaffen en zal de
radio-distributie voor velen een uitkomst zijn. Hij dringt er
daarom bij Burgemeester en Wethouders op aan, de voor
gestelde plannen zoo spoedig mogelijk uit te voeren.
De heer VAN HOUTEN is het met den heer V a n d e
Ven eens, dat wij in een bijzonder moeilijken tijd leven, maar