212 29 APRIL 1932. „van plaatselijken aard, echter zonder dat de eisch behoeft te „worden gesteld, dat zij uitsluitend te Breda voorkomen. „Art. 9 lid 1 der wet geeft dus een wel ruime bevoegdheid, „die echter getemperd wordt door de noodzakelijkheid der „Koninklijke goedkeuring. Opgemerkt kan nog worden, dat „deze bevoegdheid niet enkel behoeft te worden gebruikt ter „verruiming, doch ook kan worden aangewend tot verscher- „ping van de sluitingsregeling der wet. „3. Buiten goedkeuring der Kroon om kan de Raad 21 „dagen in het jaar aanwijzen, waarop het sluitingsuur der „wet wordt verschoven (art. 9 lid 3 der wet). Ziet dus de „bevoegdheid onder 2 genoemd op afwijkingen van welken „aard ook, déze bevoegdheid beperkt zich alleen tot het „sluitingsuur en wel volgens de bedoelingen van den wet gever tot het sluitingsuur op 21 werkdagen. „4. Ten slotte is er nog art. 9 lid 5 der wet, dat aan Bur gemeester en Wethouders de bevoegdheid geeft om ont heffing van de verbodsbepalingen der wet te geven voor „plotseling opkomende bijzondere omstandigheden en voor „fancy-fairs, winkels op tentoonstellingen e.d. Deze bevoegd heid kan op het oogenblik ook wel buiten beschouwing „blijven. „Resten dus de leden 1 en 3 der wet, hierboven opgenomen „onder 2 en 3. „Ontworpen is één verordening ter wille van de overzichte lijkheid; niet dus twee afzonderlijke verordeningen, waarvan „de eene de Koninklijke goedkeuring zou behoeven en de „andere niet. Slechts is in artikel 1 verwezen naar beide leden „van artikel 9 der wet, om althans voor de dagen onder ten „tweede genoemd duidelijk te doen uitkomen, dat de Raad ,niet bedoelt deze aan de Koninklijke goedkeuring te onder- werpen. „Gestreefd is naar een zooveel mogelijk handhaven van den .bestaanden toestand, die over het algemeen tevredenheid .wegdraagt. „Zooveel mogelijk," want niet gehandhaafd kon worden

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1932 | | pagina 212