29 APRIL 1932. 221 nemen, dat openlijke overtredingen van dit gebod worden nagelaten, ook door hen, die zich overigens niet uit eigen „beweging van slafelijken arbeid zouden onthouden." Bij de openbare behandeling van de Winkelsluitingswet in de Tweede Kamer werd door Prof. dr. H. Visscher een amendement ingediend op art. 9, lid 1, strekkende om na de woorden ,,van de bepalingen dezer wet" in te voegen: „met uitzondering van het gestelde in art. 2 onder a". De bedoeling van dit amendement was duidelijk: de voorsteller wilde a priori uitsluiten, dat de gemeenteraden in verordeningen een verdere uitbreiding zouden geven aan het op Zondag geopend zijn der winkels. De Zondagsrust mocht niet ge schaad worden en zekerheidshalve werd daarom het amende ment voorgesteld. Voor dit amendement, dat bij den Minister geen noemenswaardige bestrijding ondervond, stemden 21 R.K. Kamerleden. Zooals ook reeds door den Voorzitter is opgemerkt, heeft de Rijkswetgever nagenoeg de geheele regeling van de win kelsluiting in eigen hand genomen en is aan de gemeenten slechts een betrekkelijk klein deel overgelaten. Alleen art. 9 der wet opent daartoe de gelegenheid. Afwijkingen der wet op grond van dat artikel zullen haar grond moeten vinden in „bijzondere omstandigheden". Groote beteekenis wordt aan deze „bijzondere omstandigheden" gehecht. Aan nadere defi nities van wat daaronder is te verstaan heeft het dan ook niet ontbroken. Bij de openbare behandeling van de wet in de Tweede Kamer werd door den Minister van de „bijzondere omstandigheden", die aanleiding kunnen zijn tot het in het leven roepen van van de wet afwijkende bepalingen, de vol gende definitie gegeven: „Nu kom ik op een andere vraag, die is gesteld. In een „voorgaand ontwerp heeft gestaan: „bijzondere omstandig- „heden van plaatselijken aard". Dat woord „plaatselijk" is „weggenomen en komt in het thans aanhangige ontwerp niet „voor tengevolge van den aandrang van den Middenstands zaad, die meende, dat er wel omstandigheden konden wezen, „die wel op meer plaatsen zouden gelden.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1932 | | pagina 221