29 APRIL 1932.
223
worden saamgevat: ,,Ora zooveel mogelijk aan te passen aan
den bestaanden toestand zijn deze Zondagen opgenomen
onder 1 van art. 1." Daarvoor is natuurlijk iets te zeggen,
maar het is toch niet iets dat alleen voor Breda geldt. De wet
bedoelt niet bestaande toestanden te sanctionneeren, doch juist
nieuwe toestanden te scheppen. En van overgangsbepalingen
wordt in de wet nergens gesproken. Dit argument van Bur
gemeester en Wethouders komt Spr. dan ook vrij zwak voor.
De onder la. genoemde afwijking komt hem voor te zijn
in overeenstemming met de wet. De Stille Omgang is een
bijzondere omstandigheid van plaatselijken aard. De daaraan
deeinemenden moeten op een zoodanig tijdstip van huis, dat
winkelopening te hunnen behoeve gerechtvaardigd is, al zou
kunnen worden volstaan met het openstellen van winkels in
eet- en drinkwaren. Om het gecompliceerde van sommige
winkels kan hiertoe evenwel moeilijk worden overgegaan.
Minder „bijzonder" komt Spr. de afwijkende bepaling ten
aanzien van de kermis-Zondagen voor. Ook hier wordt nog
eens afzonderlijk, ten deele, een beroep gedaan op de tot nu
toe gevolgde practijk; z.i., op de zooeven ontwikkelde gronden,
ten onrechte. Dat die dagen „voor velen een dermate onge
wone dagindeeling en een leven buitenshuis medebrengen, die
afwijking van de wet rechtvaardigen" lijkt Spr. onjuist; hier
is geen „bijzondere plaatselijke omstandigheid" aanwezig.
Op een enkele uitzondering na, wordt in het geheele land
nog kermis gehouden en op tal van plaatsen is de Zondag in
de kermisdagen opgenomen. Een zóó algemeen verschijnsel
wettigt niet om voor Breda van een „bijzondere omstandig
heid" te spreken. Wil men de winkeliers ook op den Zondag
van de kermisdrukte laten profiteeren, dan komt men in bot
sing met een andere uitspraak van den Minister. Spr. verwijst
daartoe naar wat deze in zijn reeds geciteerde circulaire van
20 Februari 1932 te dezer zake schrijft:
„Het zijn geen economische redenen, waarom volgens deze
„wet de winkels in het algemeen juist op Zondag gesloten
„moeten zijn." De eenige grond, waarop voor deze Zondagen
een opneming in deze verordening kan worden bepleit, is een