29 APRIL 1932.
227
Mijnheer de Voorzitter.
Artikel 2 sub b opent de mogelijkheid van het geopend
zijn van bloemenwinkels des Zondags van 102 uur. In de
toelichting hierop zeggen Burgemeester en Wethouders: ,,Als
motief mag gelden, dat het artikel aan bederf onderhevig is
en dat er wel debiet zal zijn op Zondag wegens ziekenbezoek,
wedstrijden e.a."
Het komt mij voor, dat deze toelichting al dadelijk op
eenigszins gespannen voet komt met de wet, althans met de
bedoeling daarvan, die naar de zooeven reeds door mij ge
citeerde uitspraak van den Minister „de winkels niet om
economische redenen op Zondag gesloten doet zijn." En de
toelichting van Burgemeester en Wethouders is toch van
zuiver economischen aard.
Maar, er is meer. In zijn circulaire van 20 Februari 1932
schrijft de Minister: „Artikel 3 der Winkelsluitingswet somt
„een aantal onderwerpen op, waarop de Winkelsluitingswet
„niet van toepassing is. De wetgever heeft gewild, dat daar
omtrent geen bepalingen van winkelsluiting zouden worden
„vastgesteld en dus kunnen ook niet krachtens een gemeen
telijke winkelsluitingsverordening zoodanige voorzieningen
„getroffen worden."
De bedoeling van den Minister is duidelijk. Het is niet
toegelaten bij gemeentelijke winkelsluitingsverordeningen bij
zondere voorzieningen te treffen omtrent aangelegenheden,
welke bij de wet geregeld zijn. De openstelling van bloemen
winkels nu is geregeld in art. 4 der wet. De wet zegt daar:
„De bepaling van artikel 2 onder a" (dat is de algeheele
sluiting op Zondag) „vindt geen toepassing:" en dan onder bi
„ten aanzien van bloemenwinkels op 1 Januari, 14 en 15
Augustus, 1 en 2 November, 24, 26 en 31 December." De
wetgever staat derhalve toe, dat bloemenwinkels op de hier
genoemde Zondagen geopend zullen zijn, maar veronderstelt
daardoor tegelijkertijd de sluiting dier winkels op andere
Zondagen.