254 29 APRIL 1932. „van Burgemeester en Wethouders om inlichtingen aan een „lid te verstrekken zal de Raad zich dikwijls slechts kunnen „vormen, als hij van alle feiten en omstandigheden die tot „het weigeren der inlichtingen hebben geleid door het „College op de hoogte is gebracht, wat in vele gevallen „ondoenlijk zal zijn om dezelfde redenen, die tot het weigeren „der inlichtingen aan het lid aanleiding gaven. „Resumeerende hebben wij de eer U voor te stellen de „amendementen van den heer Haaiman niet aan te „nemen en overigens het ingediende ontwerp door ons „gewijzigd te beschouwen als volgt „Art. 4. Tusschen de woorden „lid"' en „wordt" op den ,,5en regel zijn ingevoegd de woorden „na onherroepelijke „goedkeuring van zijn geloofsbrief". „Art. 10, le alinea wordt gelezen „De Voorzitter kan „voorstellen vreemd aan de orde van den dag, aan de agenda „toevoegen, behoudens in het geval bedoeld in de slot bepaling van artikel 54 der Gemeentewet". De VOORZITTER deelt mede, dat de amendementen van den heer Haaiman Burgemeester en Wethouders aanleiding hebben gegeven het ontwerp-reglement nog eens nader te bekijken. Dientengevolge zijn daarin nog eenige wijzigingen aangebracht. Spr. opent vervolgens de algemeene beschouwingen over het ontwerp-reglement. De heer HAALMAN zegt het volgende Mijnheer de Voorzitter. Dit voorstel om een nieuw reglement van orde voor den Raad vast te stellen komt helaas een beetje vroeg. Dat is jammer, want dan zou er voor den Raad aanleiding zijn geweest voor eenig, zij het dan niet uitbundig, feestvertoon. Immers, dan zou gevierd zijn geworden het koperen jubileum van de voorbereiding van dit nieuwe reglement. Was het niet bij schrijven van 4 October 1921, dat het toenmalige College van Burgemeester en Wethouders van Breda, via de Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant, aan H. M. de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1932 | | pagina 254