256
29 APRIL 1932.
niet van eenige luim te mogen spenen, keer ik tot den
vollen ernst terug.
Wat te zeggen van de houding van het College van
Burgemeester en Wethouders tegenover het initiatief van
een raadslid zij het dan een lid eener niet bevriende fractie
Ik heb mij verstout het eenige lid te zijn, dat meende
amendementen te moeten indienen. Geen woord van waar
deering voor den gedanen arbeid, geen blijk van de minste
welwillendheidzelfs niet de meest eenvoudige burgerlijke
beleefdheid wordt in acht genomen! Immers, men heeft het
zelfs niet noodig gevonden, den voorsteller zijn amendementen
te laten verdedigen zonder medelijden wordt „le mort sans
phrase" er op toegepast en worden alle zonder eenig
mededoogen geguillotineerd of den nek omgedraaid, wat wel
verschil in behandeling is, maar in uitkomst tenslotte hetzelfde.
Ik vraag mij afIs dit een bejegening, die een raadslid,
die zich de moeite getroost, hetzij terecht of ten onrechte,
amendementen in te dienen op een ontwerp-reglement van
orde, verdient Burgemeester en Wethouders, blijkbaar ten
volle overtuigd van de voortreffelijkheid en de onaantast
baarheid van het geleverde product, hebben blijkbaar aan
den ambtenaar, die zich in hoofdzaak bezig heeft gehonden
met bedoeld ontwerp, eenvoudig opdracht gegeven „Maak
de amendementen-Haaiman maar af" en de gegeven opdracht
prompt uitvoerende, heeft deze ambtenaar, gezeten op den
hoogen troon zijner wetenschappelijke waardigheid, zich van
die taak gekweten op een wijze, die allerduidelijkst verraadt,
dat hij meerdere malen het Openbaar Slachthuis heeft be
zocht en met het afmaken volkomen vertrouwd is geraakt.
Ik kan dezen gang van zaken niet beter vergelijken dan bij
een schets, getiteld„Vijf minuten bij den poelier".
De poelier roept zijn knecht„Flip kom eens hier". „Ja
baas, wat is er „Flip hier zijn negen jonge hanen voor"
ja, laat ik maar zeggen „Mevrouw Van Sonsbeeck,
die moeten worden geslacht en vlug". „Ja baas". Enkele
minuten later komt Flip terug met de negen jonge hanen,