29 APRIL 1932.
259
de zaak. Bij den heer Haaiman is die ook afwezig.
Burgemeester en Wethouders hebben nimmer doen blijken,
dat zij geen aandacht schonken aan de door raadsleden
ingediende amendementenmaar daaruit volgt niet steeds
het betuigen van instemming daarmede. Er is voor den heer
Haaiman geen enkele reden om in deze van een botte
afwijzing te spreken, integendeel, zijn amendementen zijn
nauwkeurig overwogen en Burgemeester en Wethouders
hebben aan de bespreking daarvan drie en een halve pagina
druks gewijd. De vergelijking van de haantjes gaat in zoover
op, dat zoowel de amendementen in kwestie als de haantjes
niet in leven konden blijven. Maar, de haantjes waren goede
beestjes, terwijl de amendementen niet goed waren derhalve
was voor het overlijden van de laatste geen medelijden
noodig. Spr. had liever gezien, dat de heer Haaiman, in
plaats van een lange rede, gegrond op gekrenkt eergevoel,
te houden, zijn amendementen op ernstige wijze verdedigd
had. Nu heeft hij zich van de zaak afgemaakt met een
humoristisch speechje. De ernst is in deze dus aan de zijde
van Burgemeester en Wethouders en niet aan die van den
heer Haaiman. Spreker acht diens handelwijze niet in
het belang der gemeente.
De algemeene beschouwingen worden hierop
gesloten, waarop wordt overgegaan tot de
artikelsgewijze behandeling van het ontwerp-
reglement.
Artikel 1.
De heer HAALMAN verzoekt den Voorzitter dit artikel
in stemming te brengen.
Dit artikel wordt daarop in stemming gebracht
en aangenomen met algemeene stemmen