26
9 FEBRUARI 1932.
„Een gebod om maandelijks te vergaderen komt onnoodig
„voor, ook wegens de huidige regelmatige accountants-
„contröle, waarom wij dit voorschrift geschrapt zouden willen
„zien.
„In verband met het vorenstaande hebben wij de eer U
„voor te stellen, de hiervóór bedoelde verordening te wij
zigen als volgt:
„in art. 2 sub. 1 het woord „vier" te vervangen door „drie";
„in art. 5 sub. 1 te lezen als volgt: „de commissie ver
gadert zoo dikwijls als zulks door den voorzitter of door
„twee leden wordt noodig geoordeeld.''
De heer MABELIS zegt het volgende:
Mijnheer de Voorzitter.
Laat ik beginnen met te zeggen, dat ik mij volkomen kan
vereenigen met de voorgestelde wijziging van art. 2 der
verordening.
Tevergeefs heb ik mijzelf afgevraagd, waarom het aantal
leden der Reinigingscommissie grooter was dan van de
andere commissies. Nu hebben wij hierop het antwoord.
Anders staat het voor mij met de voorgestelde wijziging
van art. 5. Wij hebben hier vóór ons een verordening da-
teerende van 1 Januari 1910.
Reeds een oppervlakkige lezing doet zien, dat deze ver
ordening verouderd is. Om maar iets te noemen: in art. 5
staat, dat de vergaderingen der commissie tweemaal 24 uren
te voren worden uitgeschreven en dat de stukken, op die
vergadering betrekking hebbende, minstens tweemaal 24 uren
te voren ten kantore van den directeur ter inzage liggen.
Een dergelijke bepaling moge doeltreffend zijn geweest in
1910, in dezen tijd nu de ledenkaart van den Raad zeker een
geheel ander aspect vertoont dan in 1910, nu een groot deel
daarvan in het volle leven staat, is die tijd veel te kort.
Niet iedereen kan nu zeggen: Morgen moet ik inzage van
de stukken gaan nemen, want overmorgen is het vergadering.