278
29 APRIL 1932.
van den heer Broos, die als volgt redeneert: er is nu toch
niets meer aan te doen; de wet ligt er, dus heeft men de
consequenties daarvan te aanvaarden. Zich blijven verzetten
tegen een regeling, die op volmaakt wettige wijze is tot stand
gekomen, lijkt revolutionnair; aan de landswet, hoe onaange
naam zij ook luide, dient men zich te onderwerpen.
De heer Haaiman heeft verklaard, zich niet met deze
voorstellen te kunnen vereenigen; hij had volgens Spr. beter
kunnen zeggen: „Wij mogen ons er niet mede vereenigen".
Immers, er is door de hoogere leiding der S.D.A.P. een
oekase in dien zin uitgevaardigd. In andere gemeenteraden
is het ook zoo gegaan als hier; overal kwamen de leden der
S.D.A.P. als met een bindend mandaat ter vergadering. De
heer Haaiman, die nogal eens graag de Gemeentewet be
studeert, schijnt in deze over het hoofd te hebben gezien, dat
daarin wordt bepaald, dat de leden van den Raad stemmen
zonder last of ruggespraak. De handelwijze der S.D.-fractie
is dan ook in strijd met de wet.
Verder merkt Spr. op, dat het geen pas geeft om zooals
de heer Haaiman hier smalend te spreken over de
organisaties, die toonen het offer, dat van het gemeenteperso-
neel in het algemeen belang gevraagd wordt, te willen bren
gen; daarvoor past veel eerder een woord van waardeering
dan van hoon.
Zooals reeds gezegd, is de zaak in de Commissie voor het
georganiseerd overleg langdurig besproken, daarbij is geble
ken, dat het voorstel tot korting een allesbehalve aangenamen
indruk op de organisaties had gemaakt. Eén organisatie, was
er direct vierkant tegen, zonder er ook maar over te willen
praten, of naar argumenten te willen luisteren, terwijl de
andere, alvorens hun oordeel uit te spreken, een blik wilden
werpen in den financieelen toestand, der Gemeente van thans
en van de toekomst. Wie die ééne organisatie was, behoeft
Spr. niet te zeggen. Van de zijde der S.D.A.P. is altijd zoo
gehamerd op het houden van georganiseerd overleg; het is
door haar altijd beschouwd als een stuk kostbaar porcelein,
waaraan men niet mocht raken; het heeft Spr. daarom ten