29 APRIL 1932. 279 zeerste verwonderd, dat men het nu juist van die zijde in grui zelementen .gaat gooien. Want, als iedere organisatie zich op het standpunt stelde van den Modernen Bond en niet over de voorstellen van Burgemeester en Wethouders wilde praten, dan kon men het georganiseerd overleg beter afschaffen, hetgeen toch te betreuren zou zijn, daar het een instituut is, waarin inderdaad veel goeds zit. Spr. heeft in het betoog van den heer Haaiman cijfers gemist, terwijl deze anders gaarne cijfers noemt. Moet Spr. daaruit afleiden, dat de door Burgemeester en Wethouders genoemde cijfers omtrent de financieele positie der Gemeente de korting wettigen? Hij kan toch van een verstandig man als de heer Haaiman niet verwachten, dat hij op lossen grond het tegendeel beweert. Spr. kan volkomen begrijpen, dat het voor den heer Van de Ven onaangenaam is geweest, dat de stukken zoo laat voor de leden van den Raad ter visie zijn gelegd, maar het kon helaas niet anders; èn de fatale termijn èn de langdurige bespreking in de Commissie voor het Georganiseerd Overleg hebben daaraan schuld. Op de vraag van den heer Schrauwen kan Spr. antwoorden, dat Burgemeester en Wethouders op dit moment geen salarisverlaging zouden hebben voorgesteld, als de Kortingswet niet was gekomen. Het ligt volstrekt niet in de bedoeling van Burgemeester en Wethouders een aanval op de loonen van het gemeentepersoneel te doen dit is trouwens de laatste jaren dikwijls genoeg gebleken maar de gelden moeten er zijn; de gemeentekas kan ze niet missen. Nu is er maar één weg om aan de korting te ontkomen en die is ingeslagen; Burgemeester en Wethouders hebben zich na melijk tot de Kroon gewend ter verkrijging van de verklaring, bedoeld in art. 1, sub 3, der wet, welke de integrale rijksuit- keering doet behouden zonder salariskorting. Laten wij hopen op die manier aan de korting te kunnen ontkomen, zegt Spr. De heer Broos heeft beweerd, dat de lagere loonen zoo zijn, dat men er net mee rond kan komen. Dit is niet juist, want dan zouden de werklieden, die in het particuliere bedrijf

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1932 | | pagina 279